19812 |
voetenbankje |
voetenbankje:
vootebenkske (L329p Roermond)
|
Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21199 |
voetganger |
voetganger:
vootgenger (L329p Roermond),
vootgéngər (L329p Roermond)
|
een persoon die te voet gaat [voetganger, voetreiziger, voeteerder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33732 |
voetgangershek |
draaihekje:
dręjhɛqskǝ (L329p Roermond),
scharniersel:
scharniersel (L329p Roermond),
tourniquet:
tourniquet (L329p Roermond)
|
Een smalle doorgang tussen weien of landerijen. Men kent verschillende vormen zowel van ijzer als van hout gemaakt. Nogal toegepast is een houten of een ijzeren kruis dat kan draaien op een zware paal. Verder komen voor een draaiende haspel of draaimolentje, een hek van latwerk, drie palen in een driehoek geplaatst, twee horizontale balken waar men doorheen moet kruipen, een klapdeurtje of vaste palen die een bocht vormen. De benamingen voor de verschillende vormen wijken zo weinig van elkaar af dat ze in één lemma zijn ondergebracht. [A 25, 6; A 25, 8; L 19B, 5a; L 19B, 6; S 43; monogr.]
I-8
|
23604 |
voetgebeden |
voetgebeden:
vootgebaeje (L329p Roermond)
|
De gebeden aan de voet van het altaar, de voetgebeden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
31351 |
voetjespasser |
binnenpasser:
benǝpasǝr (L329p Roermond),
vandiktepasser:
vandiktepasǝr (L329p Roermond),
voetjespasser:
vø̜tjǝspasǝr (L329p Roermond)
|
Passer met rechte benen waarvan de uiteinden naar buiten zijn omgebogen. De voetjespasser wordt gebruikt om de binnenmaten van een hol voorwerp op te meten. Zie ook afb. 84. [N 33, 252j; N 64, 80b; N 66, 1b]
II-11
|
18089 |
voetjicht |
pootje:
peutje (L329p Roermond)
|
Voetjicht: soort jicht die zich openbaart door een hevige pijn in de voet, vooral in het gewricht tussen middenvoetsbeentje en grote teen, podagra (voetje, pootje, kozijntje, voetjicht). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17778 |
voetzool |
zool:
zaol (L329p Roermond),
zoal (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
zool [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
22428 |
vogel op de schutsboom |
vogel:
vogel (L329p Roermond)
|
De houten vogel die afgeschoten moet worden. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24268 |
vogel, algemeen |
vogel (enk.):
vogel (L329p Roermond),
vogel, mv. veugel (L329p Roermond),
voogəl (L329p Roermond),
vogel (mv.):
veugel (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
mv.
veugel (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond)
|
vogel
III-4-1
|
33267 |
vogelpootje, serradelle |
serradelle:
sar`dɛl (L329p Roermond),
sęr`dɛl (L329p Roermond)
|
Ornithopus sativus Brot. Een 30 tot 60 cm hoge plant met rechtopstaande stengel, veervormige blaadjes en roze-witte bloempjes. De plant bloeit van juni tot de herfst en wordt vooral op zandgonden als bemestingsgewas, maar ook als veevoeder geteeld. [N Q, 3; N 11A, 29c; JG 1a, 1b; R 3, 29; monogr.]
I-5
|