17714 |
vrouwelijk geslachtsdeel |
kut:
kut (L329p Roermond),
pruim:
proëm (L329p Roermond),
schee:
Gewoon.
schei (L329p Roermond),
snee:
sjnee (L329p Roermond),
spleet:
spleet (L329p Roermond)
|
[N 10c (1961)]
III-1-1
|
34450 |
vrouwelijk jong van de geit |
geitje:
gęi̯tjǝ (L329p Roermond)
|
[N 19, 71c; N 19, 71a; N 77, 77; N 77, 75; Vld.; A 9, 21; N C, Q 111 add.]
I-12
|
34059 |
vrouwelijk kalf |
kalf:
[kalf] (L329p Roermond),
vaarzenkalf:
vē̜rzǝ[kalf] (L329p Roermond)
|
[N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.]
I-11
|
34062 |
vrouwelijk kalf dat van tanden begint te wisselen |
vaars:
vē̜rs (L329p Roermond)
|
Het gaat hier om een kalf dat ongeveer één jaar oud is. [N 3A, 22]
I-11
|
34477 |
vrouwelijk kuiken |
pul:
pø̜l (L329p Roermond)
|
[N 19, 41a; monogr.]
I-12
|
34064 |
vrouwelijk rund dat voor de eerste keer drachtig is |
vaars:
vē̜rs (L329p Roermond)
|
[N C, 9e en 10a; JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 14a, 20 en 22]
I-11
|
34390 |
vrouwelijk schaap in het algemeen |
schaap:
sxǭp (L329p Roermond)
|
De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.]
I-12
|
34308 |
vrouwelijk varken |
kriem:
krēm (L329p Roermond),
zeug:
zeug (L329p Roermond),
zø̄x (L329p Roermond)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
21920 |
vrouwelijke duif |
zij:
nen Haore en n ziej.
zie:j (L329p Roermond)
|
V. Ziej*: wijfjesduif.
III-3-2
|
20124 |
vrouwelijke kat |
katje:
ideosyncr.
ketje (L329p Roermond),
poes:
poes (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
WBD/WLD
pŏĕs (L329p Roermond)
|
Hoe noemt u een vrouwelijke kat (moederkat, kattin, poes) [N 83 (1981)]
III-2-1
|