e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijke kip hen: hen (Roermond), hoen: hõn (Roermond), hø̜ǝn (Roermond), hōn (Roermond) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12
vrouwenkant epistelkant: epistelkantj (Roermond) De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)] III-3-3
vrouwenkleren scholken: scholke (Roermond), vrouwenkleren: vrouwekleijer (Roermond, ... ), vrouwluikleren: vrouwlje kleier (Roermond) vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)] || Vrouwenkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3
vrouwenondergoed ondergoed: ongergood (Roermond) Ondergoed voor vrouwen. [DC 62 (1987)] III-1-3
vrouwenonderhemd? hemd: hemp (Roermond, ... ), héémd (Roermond), lijfje: liefke (Roermond), vrouwenhemd: vrouwehemp (Roermond) onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)] || Onderhemd voor vrouwen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van vrouwen? [DC 62 (1987)] III-1-3
vrucht zetten aanzetten: aanzitte (Roermond), aanzitten (Roermond), spenen: sjpene (Roermond) Vruchten vormen, vrucht zetten (spenen, laden). [N 82 (1981)] III-4-3
vruchtgebruik vruchtgebruik: vruchgebroek (Roermond), vruggəbrōēk (Roermond) het recht om levenslang gebruik te maken van een anders goed [tocht, bij leven] [N 89 (1982)] III-3-1
vruchtvlies helm: helm (Roermond, ... ) Vlies waarin het ongeboren kind zich bevindt (helm). [N 84 (1981)] III-2-2
vuil waterx moerig water: muujerug water (Roermond), vuil water: voel water (Roermond), voel wáátər (Roermond), voelwater (Roermond), vōēl water (Roermond) vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)] III-4-4
vuilnis vuiligheid: voe:lichheit (Roermond) vuiligheid III-2-1