e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wip botterstand: botǝrštaŋ (Roermond), wip: wep (Roermond, ... ), wip (Roermond, ... ), /  wip (Roermond, ... ), 4  wip (Roermond) Het speeltuig bestaande uit een in evenwicht liggende balk of plank; op de uiteinden ervan nemen personen plaats die samen, door zich beurtelings tegen de grond af te zetten, het toestel op en neer doen gaan [kwikkwak, pontewaag, wiegelewouter, wip]. [N 88 (1982)] || Veerkrachtige lat tegen de zolder die met de karnstok verbonden is. De wip dient om het karnen te vergemakkelijken. [N 12, 52, 53 en 54; A 7, 20] || wip [SND (2006)] || Wip. I-11, III-3-2
wipneus wipneus: wipnaas (Roermond, ... ) neus: wipneus [schortneus, boel, boelneus] [N 10 (1961)] III-1-1
wippen wippen: (w)ipe (Roermond), wepə (Roermond), wippe (Roermond, ... ), /  wippe (Roermond) Op, met een wip spelen [kwikkwakken, kweken, kwinkkwaken, kwikkelen, wiegschalen, wippen, kiegelen]. [N 88 (1982)] || wippen [GTRP (1980-1995)] || Wippen [SND (2006)] III-3-2
wis wits: wets (Roermond) Lange buigzame twijg waarmee vlechtwerk wordt gemaakt. [N 40, 1; L A1, 199; N 38, 6 add.; monogr.] II-12
wispelturig ongestadig: wispelturig niet gebr.  óngesjtedig (Roermond), veranderlijk: wispelturig niet gebr.  verangerlik (Roermond), wispelturig: wispelturig (Roermond, ... ), wispəltuurig (Roermond) steeds veranderend van stemming en doelstelling [hobbeleurig, wispelturig] [N 85 (1981)] || wispelturig III-1-4
wisselen tuisen: tōēsjə (Roermond), verwisselen: verwissele (Roermond), wisselen: wissele (Roermond), wissələ (Roermond) onderling veranderen; het een voor het andere nemen of geven (bijv. voor plaats) [wisselen, omzetten] [N 91 (1982)] III-4-4
wisselen van de tanden wisselen: wesǝlǝ (Roermond) Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19] I-9
wisselen van tanden breken: brē̜kǝ (Roermond) [N 3A, 108b; N 3A, 16; N 3A, 22] I-11
wisselende misgezangen wisselende gezangen: wissselende gezange (Roermond) De wisselende misgezangen [Introïtus, Graduale, Tractus, Alleluia, Sequentia, Offertorium, Communio]. [N 96B (1989)] III-3-3
wisselvallig weer betrokken lucht: (lôog: weet ik niet goed weer te geven).  bətròkkə lôog (Roermond), duistere lucht: duuster loch (Roermond, ... ), geen vast weer: gein vas wair (Roermond), klungelig weer: klungelig wér (Roermond), kwakkelen: kwəkkelen (Roermond), kwakkelig (weer): kwàkgəllig (Roermond), niet vast: neet vas (Roermond), somber: de -o- in sòmber is moeilijk weer te geven.  sòmber (Roermond), t weer staat te luimen]: loerechtig waer (Roermond), loezig wèèr (Roermond), ’t is loerechtig wéér (Roermond) lucht die regenachtig weer betekent [treuzellucht] [N 81 (1980)] || lucht die wisselvallig weer betekent [kwaklucht, knoeilucht] [N 81 (1980)] || niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)] || nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)] III-4-4