e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L329p plaats=Roermond

Overzicht

Gevonden: 6145
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bosviooltje bosviooltje: bosvieulke (Roermond) Bosviooltje (viola silvestris/canina). De bloemkleur is roodachtig blauw, bij de jonge bloem zeer licht, later donkerder. De spoor is spits, zonder groef en is sterk gekleurd. De bloemblaadjes zijn smal en min of meer naar voren gericht. De steunblaadjes [N 92 (1982)] III-4-3
bot eggen terug [eggen]: trø̜k (Roermond) Werken met een eg die "bot" is aangespannen. De eg wordt aan een zodanig punt voortgetrokken dat de tanden schuin naar achteren wijzen en bijgevolg slechts oppervlakkig door de grond gaan. Zie afb. 70. De termen zijn vooral van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In plaatsen waar men gezien de grondsoort verschillend egwerk met dezelfde eg kon verrichten en men uitsluitend of voornamelijk bot egde om het gezaaide graan in de grond te werken, kan voor "bot eggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest) als voor "eggen na het zaaien". Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. Voor andere (...)-varianten dan ''eggen'' zij verwezen naar het lemma ''slepen''. [JG 1a + 1b+ 1c + 2c; N 11, 82; N 11A, 173b; NP, 16a; monogr.] I-2
bot mes koetenvilder: gaef mich ins \'n anger mets, ich kóm-der mit deze koetevielder neet doorhaer  kōētevie:lder (Roermond), vilder: vilder (Roermond) bot mes || bot mes; inventarisatie schertsende benamingen (puitevilder, pierelubberke); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
boter botter: botǝr (Roermond) Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11
boter inleggen botter insteken: [botter] enštē̜kǝ (Roermond) Techniek om de boter zo lang mogelijk te kunnen bewaren. Hierbij werd er zo min mogelijk gekneed. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [R 3, 76 en 77; Ge 22, 118; monogr.] I-11
boterham boterham: bootram (Roermond), boteram (Roermond), botteram (Roermond, ... ), bòteram (Roermond), Den halfer noom Sjefke mit nao de keuke en loot m ei paar sjtevige bótterhamme mit sjónk make Mieke sjmeerde veur eder kiendj n krintemikke bótteram n Aafgelekde bótteram: fig. Ich mót nog get veur de bótteram haole Drinkt geer kóffie of tee bie de bótterham  bóttera:m (Roermond), Syst. Veldeke  bótter(h)am (Roermond), Syst. WBD  bóttram (Roermond), fin: ruw (uit het bargoens)  fi:n (Roermond), snede mik: sneej mik (Roermond) boterham || Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham (kinderwoord) bam: bam (Roermond, ... ), Syst. Veldeke  bam (Roermond), bammetje: bammeke (Roermond), bammetje (Roermond), boterham: Syst. WBD  bóttram (Roermond), passavant: bassefang (Roermond) Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham met kaas boterham met kaas: botteram mit kees (Roermond), Syst. Veldeke  bótteram mit kees (Roermond), Syst. WBD  bóttram mit kees (Roermond), kaasboterham: keesbotteram (Roermond), Syst. Veldeke  keesbotteram (Roermond), kazenboterham: keesebotterham (Roermond) Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham met vet boterham met vet: Syst. WBD -ei- kort.  bóttram mit veit (Roermond) Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham van wit en zwart brood boterham: bootram (Roermond), boterham van brood en mik: Syst. WBD  bóttram van brood en mik (Roermond), mik met zwartbrood: Syst. Veldeke  mik mit zjwartbrood (Roermond) Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)] III-2-3