24769 |
bosviooltje |
bosviooltje:
bosvieulke (L329p Roermond)
|
Bosviooltje (viola silvestris/canina). De bloemkleur is roodachtig blauw, bij de jonge bloem zeer licht, later donkerder. De spoor is spits, zonder groef en is sterk gekleurd. De bloemblaadjes zijn smal en min of meer naar voren gericht. De steunblaadjes [N 92 (1982)]
III-4-3
|
32795 |
bot eggen |
terug [eggen]:
trø̜k (L329p Roermond)
|
Werken met een eg die "bot" is aangespannen. De eg wordt aan een zodanig punt voortgetrokken dat de tanden schuin naar achteren wijzen en bijgevolg slechts oppervlakkig door de grond gaan. Zie afb. 70. De termen zijn vooral van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In plaatsen waar men gezien de grondsoort verschillend egwerk met dezelfde eg kon verrichten en men uitsluitend of voornamelijk bot egde om het gezaaide graan in de grond te werken, kan voor "bot eggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest) als voor "eggen na het zaaien". Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. Voor andere (...)-varianten dan ''eggen'' zij verwezen naar het lemma ''slepen''. [JG 1a + 1b+ 1c + 2c; N 11, 82; N 11A, 173b; NP, 16a; monogr.]
I-2
|
19585 |
bot mes |
koetenvilder:
gaef mich ins \'n anger mets, ich kóm-der mit deze koetevielder neet doorhaer
kōētevie:lder (L329p Roermond),
vilder:
vilder (L329p Roermond)
|
bot mes || bot mes; inventarisatie schertsende benamingen (puitevilder, pierelubberke); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34258 |
boter |
botter:
botǝr (L329p Roermond)
|
Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I]
I-11
|
34259 |
boter inleggen |
botter insteken:
[botter] enštē̜kǝ (L329p Roermond)
|
Techniek om de boter zo lang mogelijk te kunnen bewaren. Hierbij werd er zo min mogelijk gekneed. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [R 3, 76 en 77; Ge 22, 118; monogr.]
I-11
|
20637 |
boterham |
boterham:
bootram (L329p Roermond),
boteram (L329p Roermond),
botteram (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
bòteram (L329p Roermond),
Den halfer noom Sjefke mit nao de keuke en loot m ei paar sjtevige bótterhamme mit sjónk make Mieke sjmeerde veur eder kiendj n krintemikke bótteram n Aafgelekde bótteram: fig. Ich mót nog get veur de bótteram haole Drinkt geer kóffie of tee bie de bótterham
bóttera:m (L329p Roermond),
Syst. Veldeke
bótter(h)am (L329p Roermond),
Syst. WBD
bóttram (L329p Roermond),
fin:
ruw (uit het bargoens)
fi:n (L329p Roermond),
snede mik:
sneej mik (L329p Roermond)
|
boterham || Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20713 |
boterham (kinderwoord) |
bam:
bam (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
Syst. Veldeke
bam (L329p Roermond),
bammetje:
bammeke (L329p Roermond),
bammetje (L329p Roermond),
boterham:
Syst. WBD
bóttram (L329p Roermond),
passavant:
bassefang (L329p Roermond)
|
Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20716 |
boterham met kaas |
boterham met kaas:
botteram mit kees (L329p Roermond),
Syst. Veldeke
bótteram mit kees (L329p Roermond),
Syst. WBD
bóttram mit kees (L329p Roermond),
kaasboterham:
keesbotteram (L329p Roermond),
Syst. Veldeke
keesbotteram (L329p Roermond),
kazenboterham:
keesebotterham (L329p Roermond)
|
Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20715 |
boterham met vet |
boterham met vet:
Syst. WBD -ei- kort.
bóttram mit veit (L329p Roermond)
|
Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20754 |
boterham van wit en zwart brood |
boterham:
bootram (L329p Roermond),
boterham van brood en mik:
Syst. WBD
bóttram van brood en mik (L329p Roermond),
mik met zwartbrood:
Syst. Veldeke
mik mit zjwartbrood (L329p Roermond)
|
Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|