28420 |
buckfastkast |
engels kastje:
eŋǝls kɛskǝ (L329p Roermond)
|
Soort bijenkast. De beroemde Engelse, van origine echter Duitse, imker Broeder Adam van de Buckfast Abdij in Devon, gebruikte deze grote 12- of soms zelfs 15-raamskast. Een kenmerk van deze enkelwandige kast is dat ze een diep dak heeft, dat zó ver naar beneden steekt dat de bovenste kamer eigenlijk als dubbelwandig beschouwd kan worden. De bovenste kamer heeft het meeste behoefte aan warmtebehoud. [N 63, 9]
II-6
|
25116 |
bui, regenbui |
bijs:
(Weert).
bīēs (L329p Roermond),
bui:
buuj (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
ein buuj (L329p Roermond),
schuil:
sjōēl (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
šø͂ͅl (L329p Roermond),
wolkbreuk:
wòlkbreuk (L329p Roermond)
|
bui || regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17634 |
buik |
buik:
boek (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
būk (L329p Roermond)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41]
I-9, III-1-1
|
17635 |
buik (spotnamen) |
buikpens:
bōēkpens (L329p Roermond),
dikke pens:
dieke pens (L329p Roermond),
dikke trom:
dieke trom (L329p Roermond),
onderlijf:
ōngərlief (L329p Roermond),
pens:
pens (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
waat ein pens (L329p Roermond)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)] || buik: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
32316 |
buikband |
buikband:
(mv)
b ̇ūk˱bɛnj (L329p Roermond)
|
De band die het dichtst bij het dikste gedeelte van het vat, de buik, wordt aangebracht. Een vat heeft ten minste twee buikbanden; één aan elke kant van het vat. De in dit lemma opgenomen benamingen duiden zowel de voorlopige als de definitieve banden op die plaats aan. Zie ook het lemma ɛsluitbandenɛ.' [N E, 22c; N E, 42]
II-12
|
18095 |
buikpijn |
buikpijn:
boekpien (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
bōēkpīēn (L329p Roermond),
de buik doet me pijn:
boek deut mich pien (L329p Roermond),
penspijn:
penspīēn (L329p Roermond),
pijn in de buik:
pien in də boek (L329p Roermond),
pien innə boek (L329p Roermond),
pijn in het lijf:
peen in t lief (L329p Roermond),
pijn in zijn buik:
pien in miene boek (L329p Roermond),
pijn in zijn lijf:
pien in mien lief (L329p Roermond)
|
buikpijn [DC 27 (1955)] || ik heb pijn in mijn buik of de buik doet mij zeer [DC 01 (1931)]
III-1-2
|
18139 |
buil op het hoofd |
bluts:
bluts (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
bult:
bult (L329p Roermond),
buts:
buts (L329p Roermond)
|
buil op het hoofd [buts, buil] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
33392 |
buitendeurtje van het varkenshok |
deurtje:
dørkǝ (L329p Roermond)
|
Het deurtje waardoor het varken de stal in en uit kan lopen. [N 5A, 60f]
I-6
|
21766 |
buitendorpse |
boeren:
boere (L329p Roermond)
|
Noem het (dialect)woord voor: mensen die niet in hetzelfde dorp wonen als u? [vreemde] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
20455 |
buitenechtelijk kind |
basterd:
basterd (L329p Roermond),
natuurkind:
natuurkeinjt (L329p Roermond),
voorkind:
veurkeinjt (L329p Roermond),
veurkiendj (L329p Roermond)
|
een niet uit een wettelijk huwelijk geboren kind, buitenechtelijk kind [bastaard, speelkind, voorloper, voorkind] [N 86 (1981)]
III-2-2
|