33102 |
bundel zangen |
bussel:
bø̜sǝl (L329p Roermond)
|
Samengebonden bundeltjes geraapte halmen. [N 15, 37; JG 2c; monogr.]
I-4
|
25251 |
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) |
bunder:
boonder (L329p Roermond),
hectare:
hàktaar (L329p Roermond)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 10.000 vierkante meter [bunder, hond, hectare] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24459 |
bunzing |
bunzing:
bunzing (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
vuurs:
vuurs (L329p Roermond)
|
bunzing [DC 07 (1939)], [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
19884 |
bureau |
schrijfbureau:
schriefbero (L329p Roermond)
|
schrijfbureau
III-2-1
|
21703 |
buren (ww.?) |
buren:
buren (L329p Roermond),
buren zijn:
buurə zeen (L329p Roermond),
naburen:
naobere (L329p Roermond)
|
buurman zijn van iemand [noberen, geburen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21507 |
burgemeester |
burgemeester:
burgemeister (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
burgəmeistər (L329p Roermond)
|
het wettelijk hoofd/de vertegenwoordiger van een gemeente [burgemeester, burger, burgmeester] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21245 |
bus |
bus:
bus (L329p Roermond)
|
bus: Wij moeten ons haasten om de - te halen [DC 27 (1955)]
III-3-1
|
21303 |
buskruit |
kruit:
kroet (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
krōēt (L329p Roermond)
|
licht ontbrandbaar, ontplofbaar mengsel dat o.a. gebruikt wordt voor het afschieten van vuurwapens [buskruit, kruit, poeder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33099 |
bussel geharkte aren |
bussel:
bø̜sǝl (L329p Roermond)
|
De bussel aren die door het naharken of nascharren wordt bijeengebracht. Doorgaans wordt deze bussel gebonden met een band, maar in het noordelijke Truierlands wordt opgemerkt dat een dergelijke bussel los op de kar of in de stuik werd bijgestoken. Vergelijk ook de lemma''s ''bussel kort stro'' (6.1.29) en ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4). [N 15, 38d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
32933 |
bussel hooi |
bussel:
bø̜sǝl (L329p Roermond)
|
Samengebonden hoeveelheid hooi, klaar om opgeladen te worden. Het woordtype pak duidt wel op mechanische persing. De grondbetekenis van weeg is "samengedrukte massa"; de meest bekende betekenisontwikkeling is die van "witbrood". Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 14, 115c; monogr.]
I-3
|