20665 |
biersoep |
biersoep:
beersoep (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L329p Roermond),
Syst. WBD
beersoep (L329p Roermond),
slemp:
schlemp (L329p Roermond),
sjlemp (L329p Roermond),
Syst. Veldeke
sjlemp (L329p Roermond)
|
biersoep || Soep, hoofdzakelijk gemaakt van bier (biersoep, beersop, bierzuipe) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32345 |
biervat, bierton |
bierton:
bērt ̇on (L329p Roermond),
biervat:
bērvāt (L329p Roermond)
|
Houten ton voor bier. De grootte en de inhoud van een biervat zijn verschillend en hangen af van de functie van het vat. Zie ook de lemmata ɛtonɛ, ɛdragerɛ, ɛankerɛ en ɛkwekkertjeɛ in wld II.2., pag. 44.' [N E, L; monogr.]
II-12
|
24522 |
bies |
bies:
bie:s (L329p Roermond)
|
bies, plant
III-4-3
|
34238 |
biestmelk |
biestmelk:
bismɛlk (L329p Roermond)
|
De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.]
I-11
|
33253 |
bietenkuil |
krotenkuil:
krūtǝkul (L329p Roermond)
|
Zoals aardappelen worden ook bieten ingekuild. Hier staan enkele opgaven voor deze kuil bijeen. Vergelijk vooral het lemma Aardappelkuil.
I-5
|
33249 |
bietenloof, bladerkroon |
blader:
blāi̯ǝr (L329p Roermond),
toppen:
tupǝ (L329p Roermond)
|
De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48]
I-5
|
33254 |
bietenmolen |
krotenmolen:
krø̜tǝmø̄lǝ (L329p Roermond)
|
Instrument om voerderbieten in brokken te malen zodat de beesten deze eten kunnen. [N 18, 108; add. uit N 5A, 34d]
I-5
|
33243 |
bietenplantjes |
pitjes:
pitjes (L329p Roermond)
|
Bietenplantjes als ze pas opgekomen zijn en uitgedund moeten worden. [N 12, 44; monogr.]
I-5
|
33244 |
bietenplantjes uitdunnen |
uitdunnen:
utdønǝ (L329p Roermond)
|
Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2]
I-5
|
32333 |
biezen of lissen aanbrengen |
lissen indoen:
l ̇ȳs˱ endōn (L329p Roermond)
|
Tijdens het vervaardigen van een vat met behulp van een stopmes biezen of lissen aanbrengen tussen de bodemplanken en tussen kroos en bodem. Wanneer er tijdens het gebruik van de vaten en kuipen lekkages ontstaan tussen kroos en bodem, worden eerst de banden losgeslagen. Vervolgens worden de duigen met behulp van het biesijzer naar buiten gebogen, waarna met het stopmes nieuwe biezen en lissen tussen kroos en bodem kunnen worden aangebracht. Zie ook de lemmata ɛstopmesɛ en ɛbiesijzerɛ.' [N E, 39a]
II-12
|