id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17705 | uitwerpselen | afgang: aafjank (Roermond), stront: strontj (Roermond) | uitwerpselen [N 10c (1961)] III-1-1 |
28560 | uitwerpselen van de bij | stront: štronjtj (Roermond) | Ontlasting van de bij. Vooral bekend is de in de winter opgespaarde ontlasting die via de reinigingsvlucht geloosd wordt. Wanneer de bij in uitzonderlijke gevallen de bijwoning bevuilt, noemt men dit roer. [N 63, 56b] II-6 |
33846 | uitwerpselen van het paard | paardemop: (mv) pē̜rdǝmǫpǝ (Roermond), paardskeutelen: pē̜rskø̜tǝlǝ (Roermond) | [A 9, 24b] I-9 |
34144 | uitwerpselen van koeien | flater: flātǝr (Roermond), koeflater: kuflātǝr (Roermond) | [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11 |
21133 | uitwijken | afzetten: aafzitte (Roermond), uitwijken: oetwieke (Roermond) | met paard en kar van het midden van de weg naar rechts wijken (afzetten) [N 90 (1982)] III-3-1 |
21387 | unster | under: [vgl. Roermond Wb. (pag. 298): unjer = middagslaapje, rk] unjer (Roermond) | Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)] III-3-1 |
17699 | urine | pis: pies (Roermond), zeik: zy:k (Roermond) | urine [N 10c (1961)] III-1-1 |
17700 | urineren | pissen: piesen (Roermond), zeiken: zy:ke (Roermond) | urineren [N 10c (1961)] III-1-1 |
24090 | ursuline | ursuline: urselin (Roermond) | Een Ursulin [Ursulien]. [N 96D (1989)] III-3-3 |
34043 | vaalbonte koe | vaalbonte koe: vālbontjǝ [koe] (Roermond) | Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131b] I-11 |