18051 |
litteken |
lijkklauw:
[lijk + klauw], 2e el. volksetym.?
liekklauw (L293p Roggel),
lijkteken:
liekteiken (L293p Roggel)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijft de plaats ervan meestal zichtbaar. Die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [DC 30 (1958)]
III-1-2
|
23445 |
liturgische gewaden |
paramenten (<oudfr.):
paramenten (L293p Roggel)
|
De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
keken:
kē̜kǝ (L293p Roggel)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
23311 |
lof |
lof:
lof (L293p Roggel),
vesper (lat.):
vesper (L293p Roggel)
|
Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23663 |
lof met processie |
lof met processie (<lat.):
lof met precessie (L293p Roggel)
|
Lof met processie (rondom de kerk of over het kerkplein of kerkhof) op de eerste zondag van de maand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33813 |
lomp paard |
karhengst:
kɛrheŋst (L293p Roggel)
|
[JG 1a; N 8, 62h]
I-9
|
34264 |
longen |
longen:
loŋǝ (L293p Roggel)
|
De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b]
I-11
|
25864 |
loonstoken |
loonstoken:
luǝnstǭkǝ (L293p Roggel)
|
Stroop fabriceren tegen betaling. In L 295 bracht de boer fruit, bieten en lege potten. Hij kreeg de met stroop gevulde potten terug en betaalde het loon aan de stroopstoker. [N 57, 3a]
II-2
|
31009 |
loopzool |
schoenzool:
šōnzǭl (L293p Roggel)
|
De onderste zool die het tredvlak vormt en in lengte de helft van de binnenzool is. [N 60, 93]
II-10
|
18455 |
loopzool [wld ii.10, p. 42] |
schoenzool:
sjoonzaol (L293p Roggel)
|
De onderste zool die het tredvlak vormt en in lengte de helft van de binnenzool is? (buitenzool, loopzool, onderzool, halfzool, halflap?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|