e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roggel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met de collecteschaal rondgaan met de schaal rondgaan: met de sjoal rondjgoan (Roggel) Collecteren met de open schaal, met de schaal rondgaan. [N 96B (1989)] III-3-3
met de poten dicht bijeen staan (te) eng staan: eŋ štǭn (Roggel) [N 8, 78a en 78b] I-9
met de poten te ver uit elkaar staan (te) ruim staan: rȳm štǭn (Roggel) [N 8, 78b] I-9
met de voorpoten harkend over de grond krabben dabben: dabǝ (Roggel) Met de hoeven in de aarde krabben of wroeten. [JG 1a; N 8, 74] I-9
met een drijftol spelen tollen: tollen (Roggel) Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed [kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven]? [DC 24 (1953)] III-3-2
met een priktol spelen kokkerellen: koekerellen (Roggel) Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed [een stuk speelgoed dat in beweging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid]? [DC 24 (1953)] III-3-2
metselaar metselaar: mɛ ̝tsǝlǝr (Roggel) Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld] II-9
middag (s middags) middag: middəg (Roggel) middag [RND] III-4-4
middenpad middenpad: middepaad (Roggel) De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3
middenschip middenschip: middesjip (Roggel) De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)] III-3-3