e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roggel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pap pap: pap (Roggel) pap [DC 35 (1963)] III-2-3
pastoor pastoor (<lat.): pəsjtu.ər (Roggel) pastoor [RND] III-3-3
patates frites friet: friet (Roggel) de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)] III-2-3
pateen pateen (<fr.): pateen (Roggel) De pateen, gouden schaaltje op de kelk [patieën?]. [N 96B (1989)] III-3-3
pater pater (lat.): pa.tər (Roggel) pater [RND] III-3-3
patronen patronen: (enk)  pǝtrūǝn (Roggel) Snijmodellen van papier of karton. "De meesterknecht legt op de huid een model van karton en hij ritst, nauwkeurig den omtrek van het model volgend, een stuk van de vereischte grootte uit." (Directie, pag. 298). Zie afb. 24. [N 60, 39a] II-10
patronenmaker schachtenmaker: šaxtǝmę̄kǝr (Roggel) De man die de modellen ontwerpt en de patronen maakt. [N 60, 218a] II-10
peetoom peter: pèter (Roggel, ... ) peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] III-2-2
peettante peet: peet (Roggel, ... ) meter (de vrouw, die het kind ten doop houdt en wier naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] || peettante (de tante naar wie iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] III-2-2
pek pek: pɛ̄k (Roggel) De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38] II-10