e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roggel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ringmus mus: musch (Roggel), veldmus: vèltmös (Roggel) Hoe heet de ringmusch? [DC 06 (1938)] || ringmus III-4-1
rinkelen met de altaarbel bellen: bellen (Roggel) Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)] III-3-3
rispeleind rispeleind: respǝlɛ̄jnt (Roggel) Het spits toelopende uiteinde van de pekdraad waaraan men een varkenshaar bevestigt. [N 60, 195b; N 60, 238a] II-10
rode aalbes rode miemerten: mv: -e  rooj miemerte (Roggel) [DC 13 (1945)] I-7
rode biet kroot: krǫt (Roggel), rode kroot: roi̯ krǭǝt (Roggel) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
rode bieten reuben: reuben (Roggel) rode bieten; Wanneer ze als groente voor het eten bestemd zijn en er wordt thuis gevraagd: "Wat eten we vandaag?"wat wordt er dan geantwoord? "We eten vandaag ............. [DC 49 (1974)] III-2-3
rode bosmier aamzeiksel: aomzzijksel (Roggel) mier, kleine rode — [DC 43 (1968)] III-4-2
rode kool rood moes: road moos (Roggel) Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)] I-7
roek zaadkraan: zaodkraon (Roggel) Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)] III-4-1
roep- en lokwoord voor de eend wiele: wilǝ (Roggel) [L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.] I-12