24234 |
ringmus |
mus:
musch (L293p Roggel),
veldmus:
vèltmös (L293p Roggel)
|
Hoe heet de ringmusch? [DC 06 (1938)] || ringmus
III-4-1
|
23645 |
rinkelen met de altaarbel |
bellen:
bellen (L293p Roggel)
|
Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
30891 |
rispeleind |
rispeleind:
respǝlɛ̄jnt (L293p Roggel)
|
Het spits toelopende uiteinde van de pekdraad waaraan men een varkenshaar bevestigt. [N 60, 195b; N 60, 238a]
II-10
|
33478 |
rode aalbes |
rode miemerten:
mv: -e
rooj miemerte (L293p Roggel)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
kroot:
krǫt (L293p Roggel),
rode kroot:
roi̯ krǭǝt (L293p Roggel)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
20886 |
rode bieten |
reuben:
reuben (L293p Roggel)
|
rode bieten; Wanneer ze als groente voor het eten bestemd zijn en er wordt thuis gevraagd: "Wat eten we vandaag?"wat wordt er dan geantwoord? "We eten vandaag ............. [DC 49 (1974)]
III-2-3
|
24405 |
rode bosmier |
aamzeiksel:
aomzzijksel (L293p Roggel)
|
mier, kleine rode — [DC 43 (1968)]
III-4-2
|
20655 |
rode kool |
rood moes:
road moos (L293p Roggel)
|
Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)]
I-7
|
24235 |
roek |
zaadkraan:
zaodkraon (L293p Roggel)
|
Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
wiele:
wilǝ (L293p Roggel)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|