e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roggel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tientje van de rozenkrans tientje: tientje vanne roezekrans (Roggel) Een tientje van de Rozenkrans [n jezets?]. [N 96B (1989)] III-3-3
tijdelijke aflaat tijdelijke aflaat: tiedelukke aafloat (Roggel) Een tijdelijke aflaat. [N 96B (1989)] III-3-3
timmeren timmeren: tømǝrǝ (Roggel) De algemene benaming voor alle werkzaamheden die verband houden met het timmermansvak. [N 55, 169; A 35, 21; L monogr.; monogr.] II-12
timmerman timmerman: tø ̝mǝrman (Roggel) Ambachtsman die het timmeren als beroep uitoefent. Tot zijn werkzaamheden behoren het vervaardigen van dakconstructies en balklagen in huizen en het maken van trappen, kozijnen, ramen en deuren. Als aanduiding voor de vakman wordt zowel de benaming timmerman als schrijn(en)werker gebruikt. Schrijnwerker is meer verspreid in Belgisch Limburg, schrijnenwerker in het zuiden van Nederlands Limburg. Wanneer er een onderscheid tussen timmerman en schrijn(en)werker wordt gemaakt, dan duidt de eerste term eerder een vakman aan die timmerwerk in de bouw verricht. Dit is onder meer het geval in Ottersum (L 163), Posterholt (L 387), Geulle (Q 18) en Bilzen (Q 83). De schrijnwerker richt zich dan vooral op het maken van trappen, deuren en ramen. Het woordtype schrijner, dat in het zuidoostelijke deel van het gebied gebruikelijk is, is een algemene benaming voor de timmerman. De vakman die timmerwerk op de bouw verricht, wordt daar ɛbouwschrijnerɛ genoemd.' [N 55, 164a; N 55, 165; RND 6; L 34, 19a; L B1, 115; monogr.] II-12
tjiftjaf ovenbakkertje: aovebèkkerke (Roggel), ovenmannetje: oovemènke (Roggel) tjiftjaf III-4-1
tochtig tochtig: tøxtex (Roggel) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] I-11
tong tong: toŋ (Roggel), tòng (Roggel) De leren lap in rijgschoenen die de wreef bedekt. [N 60, 24] || tong [DC 01 (1931)] II-10, III-1-1
tong van een schoen tong: tóng (Roggel) De leren lap in rijgschoenen, die de wreef bedekt (tong) Zie bij tek. 3. [N 60 (1973)] III-1-3
torenhaan t hantje van dn taore?].: et heinke vanne kirktoare (Roggel) De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)] III-3-3
torenspits kerktorenspits: kerktoarespits (Roggel) De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)] III-3-3