34089 |
uierkwartier |
kwartier:
kwartēr (L293p Roggel)
|
Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12]
I-11
|
19652 |
uit de as gezeefde kolen |
ameren:
ōͅmərə (L293p Roggel)
|
Hoe noemt u datgene dat uit de kachel komt en dat nog kan branden nadat de as eruit gezeefd is (van steenkool)? (bluskool, sintel, kooltjes, krikken) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
31141 |
uitdraaien, oprekken |
uitzetten:
ūtzętǝ (L293p Roggel)
|
Het rekken van een schoen in de breedte en/of de lengte met behulp van een uitdraaileest of oprekleest of oprekmachine. [N 60, 245a; N 60, 245b]
II-10
|
33716 |
uitgegraven dennenwortel |
boks:
boks (L293p Roggel)
|
[R 3, 3; L B2, 344]
I-8
|
33871 |
uitgestort zaad van de hengst |
sprongen:
šprøŋ (L293p Roggel)
|
[N 8, 48 en 49]
I-9
|
31087 |
uitleesten |
uitleesten:
ūtlęjstǝ (L293p Roggel)
|
Het, eventueel met behulp van een leesthaak, uit de schoen trekken van de leest. [N 60, 141b]
II-10
|
31062 |
uitpoetsen |
uitpoetsen:
ūtputsǝ (L293p Roggel)
|
Het met diverse uitpoetsmiddelen bewerken van de schoenen of polijsten van de randen. [N 60, 131b]
II-10
|
31064 |
uitpoetsinkt |
bliksemzwart:
bleksǝmžwart (L293p Roggel),
uitpoetsinkt:
ūtputseŋk (L293p Roggel)
|
Leersmeersel dat in recentere tijd het zwartsel is gaan vervangen. De woordtypen wasinkt en was wijzen erop dat de uitpoetsinkt in deze gevallen op een basis van was berust. [N 60, 132b; N 60, 132a]
II-10
|
31144 |
uitpoetsmachine |
uitpoetsmachine:
ūtputsmǝšīn (L293p Roggel)
|
De machine waarmee men poetst. Meestal is deze gecombineerd met de schuur- en schrooimachine. De informant van Q 253 geeft de volgende beschrijving van een poetsmachine: "De machine bestaat uit een geraamte met een elektrisch aangedreven as van ongeveer 1,50 m lengte met een stel borstels en daarachter en daaronder stofafzuigkappen. Op de as zijn, om de zowat 15 cm, verschillende rollen gemonteerd. Meestal gaat het om een stalen borstel, een of meerdere schuurrollen, een rol bestaande uit op elkaar geperste leerschijven, een gewone borstel, een rol van op elkaar geperste schijven uit doek. Op ieder uiteinde van de as is er telkens een frees om de randen van de schoen te effenen." Zie ook het lemma gecombineerde machine. [N 60, 243a]
II-10
|
31068 |
uitpoetswas |
bruinsel:
brūnsǝl (L293p Roggel),
zwartsel:
šwartsǝl (L293p Roggel)
|
De zwarte, bruine of gele was waarmee men de hakken en zijkanten van zolen inwrijft. Het is het laatste werk dat een schoenmaker aan de schoenen te doen heeft: het uitpoetsen van het onderwerk. [N 60, 134a]
II-10
|