19517 |
botervlootje |
boterpot:
thans
botterpot (L293p Roggel),
botervlootje:
vroeger
bottervlĕŭtje (L293p Roggel)
|
botervlootje [DC 23 (1953)]
III-2-1
|
33644 |
bouwland |
akker:
akǝr (L293p Roggel),
land:
lanjtj (L293p Roggel),
veld:
fɛljtj (L293p Roggel),
vɛljtj (L293p Roggel)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
33798 |
bovenbeen |
bovenbeen:
bǭvǝbęi̯n (L293p Roggel)
|
Zie afbeelding 2.21. [N 8, 32.3]
I-9
|
30325 |
bovenlicht |
spinnekop:
spenǝkǫp (L293p Roggel)
|
Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.]
II-9
|
17618 |
bovenlip |
bovenlip:
baovəlùp (L293p Roggel)
|
bovenlip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
30914 |
boventuig |
bovenstuk:
bǭvǝštøk (L293p Roggel),
schacht:
šaxt (L293p Roggel)
|
Het bovenste gedeelte van de schoen, het overleer. [N 60, 14; N 60, 15a; N 60, 6b]
II-10
|
18486 |
boventuig [wld ii.10, p. 23] |
bovenstuk:
baovəstukkə (L293p Roggel),
bovenstukken:
baovəstukkə (L293p Roggel),
schacht:
sjacht (L293p Roggel)
|
Het bovenste gedeelte van de schoen (boventuig, bovenwerk, bovenstuk?) [N 60 (1973)] || Kent u het woord schacht (of schaft), wat betekent het, hoe spreekt u het uit? [N 60 (1973)]
III-1-3
|
20807 |
braadworst |
braadworst:
braodworst (L293p Roggel),
braotworst (L293p Roggel),
om te bakken
broadwors (L293p Roggel)
|
braadworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
18953 |
braaf |
braaf:
braaf (L293p Roggel),
⁄t wicht is braaf (L293p Roggel),
goed:
dèt is e gôôd (ein)! (L293p Roggel)
|
braaf [DC 02 (1932)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)]
III-1-4
|
24501 |
braambes |
bramelten:
braomelt (L293p Roggel, ...
L293p Roggel,
L293p Roggel),
brōͅməltə (L293p Roggel),
bramerten:
braomerte (L293p Roggel)
|
braam(bessen) [RND] || braam^bes || braambes [DC 13 (1945)], [Roukens 03 (1937)]
III-4-3
|