24319 |
hagedis |
ekvis:
eekvis (L293p Roggel)
|
hagedis [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
25143 |
hagelbui |
bijs:
bies (L293p Roggel)
|
hagelbui [DC 16 (1948)]
III-4-4
|
25144 |
hagelen |
hagelen:
hagele (L293p Roggel)
|
hagelen [DC 53A (1978)]
III-4-4
|
23495 |
hagelkruis |
hagelkruis:
hagelkruus (L293p Roggel)
|
Een in het veld geplaatst kruis ter bescherming van de oogst tegen hagelscha-de [hagelkruus, hagelkruuts?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
27379 |
hak |
hak:
hak (L293p Roggel)
|
De verhoging, al of niet geheel of gedeeltelijk van leer, onder de hiel van de voet. [N 60, 233c; N 60, 126a; N 60, 169a; L 48, 28a; L 48, 28b; L 1a-m; L 1u, 82; L 5, 50; N 7, 37b; L 29, 42; monogr.]
II-10
|
18180 |
hak van een schoen |
hak:
hak (L293p Roggel, ...
L293p Roggel,
L293p Roggel,
L293p Roggel)
|
De hak (welke soorten) [N 60 (1973)] || De verhoging van leer onder de hiel van de voet? (hak, pollevie?)Zie tek. 126a. [N 60 (1973)] || hak van de schoen [N 07 (1961)]
III-1-3
|
30986 |
hakijzertjes |
ijzeren plaatjes:
īzǝrǝ plɛtjǝs (L293p Roggel)
|
De ijzertjes die op de haktippen worden aangebracht ter versteviging. Het woordtype hoefijzers duidt op de gehele hakrand en niet alleen op een tip. [N 60, 170b; N 60, 170a]
II-10
|
31035 |
hakken opzetten |
hakken opzetten:
hakǝ opzętǝ (L293p Roggel)
|
Het laag voor laag geleidelijk aan opbouwen van de hak, los van de schoen, en vervolgens het bevestigen van de hak aan de schoen. [N 60, 127]
II-10
|
30856 |
hakkenhamer |
hielhamer:
hilhāmǝr (L293p Roggel)
|
Hamer waarmee men de hakken toeslaat. Wat betreft het hamergedeelte is deze langer en dunner dan de normale schoenmakershamer. [N 60, 183d]
II-10
|
19692 |
hakmes |
hakmets:
voor groenten
hakmets (L293p Roggel),
heep:
voor hout
heap (L293p Roggel)
|
hakmes, hiep [Roukens 03 (1937)]
III-2-1
|