19819 |
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) |
violet:
-
flet (L293p Roggel)
|
tuinanjer [DC 17 (1949)]
III-2-1
|
33494 |
appelboom |
appelboompje:
Vraag: "appelboomjes", diminutief gelaten; enkelvoud opgenomen
appelbuimke (L293p Roggel)
|
[DC 03 (1934)]
I-7
|
25922 |
appelstroop |
appelenkruid:
apǝlǝkrūt (L293p Roggel)
|
Stroop, gemaakt van appelen. [N 57, 34b; N 57A, 6; N 38, 2; monogr.]
II-2
|
21060 |
appelwijn |
appelenwijn:
apǝlǝwīn (L293p Roggel)
|
Wijn, gemaakt van appelen. [N 57, 38b]
II-2
|
33100 |
aren lezen |
aren rapen:
ǭrǝ rāpǝ (L293p Roggel)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|
32877 |
arend van de zeis |
ang:
ãŋ (L293p Roggel)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
23355 |
armenbanken |
vrijbanken:
vriej bank (L293p Roggel)
|
De banken achter in de kerk, die niet werden verpacht [gemeine banken, vrije banken, ermebanke, vrije plaatsen?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
25055 |
armvol |
armvol:
enne ervel hui‧j (L293p Roggel),
ennen ervel höj (L293p Roggel),
ɛrvǝl (L293p Roggel)
|
armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.]
I-4, III-4-4
|
25880 |
asgat |
assengat:
asǝgāt (L293p Roggel)
|
De ruimte beneden in de stookplaats waar de as invalt. [N 57, 8e]
II-2
|
23603 |
asperges me |
asperges me:
asperges me (L293p Roggel),
vidi aquam:
vidi aquam (L293p Roggel)
|
Het gezang dat voorafgaand aan de hoogmis gezongen wordt onder de besprenkeling met wijwater: "Asperges me...."of "Vidi aquam...."(in de Paastijd). [N 96B (1989)]
III-3-3
|