e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roggel

Overzicht

Gevonden: 2002

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
avondgebed avondgebed: aovendjgebed (Roggel) Het avondgebed/avondsgebed met gewetensonderzoek [aovendgebed, aovesgebed, aoëvetsjebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3
avondmaal avondeten: aoventjaete (Roggel), aoventjaeten (Roggel), avondseten: aovesaeten (Roggel), eten: aete (Roggel) de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] III-2-3
avondtriduüm avondtridum: oavendjtriduum (Roggel) Een godvruchtige oefening op drie achtereenvolgende avonden, avondtriduüm. [N 96B (1989)] III-3-3
azijn edik: eèk (Roggel) azijn [DC 35 (1963)] III-2-3
baantje glijden op het ijs slidderen: sliddere (Roggel, ... ), slidderen (Roggel) Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)] || Kinderen maken op de sneeuw of het ijs wel een gladde baan, door er telkens en achter elkaar overheen te glijden. Hoe noemt men het glijden op dit baan? [DC 44 (1969)] III-3-2
baard baard: bārd (Roggel), vlimmen: vløm (Roggel) baard [DC 01 (1931)] || De scherpe uitsteeksels van de aar bij sommige graangewassen: kafnaalden. Het type baard is een verzamelnaam; het type vlimmen is het meervoud van vlim dat eigenlijk de afzonderlijke kafnaald aanduidt die aan het omhulsel van de korrel vastzit. Wanneer het type vlimmen als dubbelopgave naast baard voorkomt (dat is het geval in L 286, 312 en 313), dan is de betekenis van vlimmen: het omhulsel waarin de korrel zit. Vergelijk ook de lemma''s ''graanafval'' (6.1.30) en ''spikken'' (6.1.31). Zie afbeelding 2, f. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 25, 11; NE 2.I, 51; monogr.; add. uit N 14, 131] I-4, III-1-1
baby, zuigeling baby: baby (Roggel), kindje: kiendje (Roggel, ... ), wicht: wicht (Roggel) baby, zuigeling; benaming voor kind beneden één jaar [DC 30 (1958)] || pasgeboren kind; bij onze buren hebben ze een baby gekregen [DC 30 (1958)] III-2-2
babyschoentjes babyschoentjes: bę̄bišø̄nkǝs (Roggel), kleuterschoentjes: klø̄tǝršø̄nkǝs (Roggel) Schoenwerk voor babies, peuters en kleuters in de maten 18 t/m 23. [N 60, 205g; N 60, 205f] II-10
bak om boter in te kneden botterteil: [botter]tęi̯l (Roggel) Kneedbak die schuin werd geplaatst om de melk uit de geknede boter te laten vloeien. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 59 en 61; JG 1a, 1b; A 7, 22; Ge 22, 15, 72 en 73; L 27, 67 en 68; monogr.; N 5A (I] I-11
bakken bakken: bàkkə (Roggel) bakken [RND] III-2-3