23257 |
avondgebed |
avondgebed:
aovendjgebed (L293p Roggel)
|
Het avondgebed/avondsgebed met gewetensonderzoek [aovendgebed, aovesgebed, aoëvetsjebed?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20582 |
avondmaal |
avondeten:
aoventjaete (L293p Roggel),
aoventjaeten (L293p Roggel),
avondseten:
aovesaeten (L293p Roggel),
eten:
aete (L293p Roggel)
|
de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)]
III-2-3
|
23673 |
avondtriduüm |
avondtridum:
oavendjtriduum (L293p Roggel)
|
Een godvruchtige oefening op drie achtereenvolgende avonden, avondtriduüm. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20546 |
azijn |
edik:
eèk (L293p Roggel)
|
azijn [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
22321 |
baantje glijden op het ijs |
slidderen:
sliddere (L293p Roggel, ...
L293p Roggel),
slidderen (L293p Roggel)
|
Baantje glijden [siddere, slibbere, sleure, kejje]. [N 07 (1961)] || Kinderen maken op de sneeuw of het ijs wel een gladde baan, door er telkens en achter elkaar overheen te glijden. Hoe noemt men het glijden op dit baan? [DC 44 (1969)]
III-3-2
|
17584 |
baard |
baard:
bārd (L293p Roggel),
vlimmen:
vløm (L293p Roggel)
|
baard [DC 01 (1931)] || De scherpe uitsteeksels van de aar bij sommige graangewassen: kafnaalden. Het type baard is een verzamelnaam; het type vlimmen is het meervoud van vlim dat eigenlijk de afzonderlijke kafnaald aanduidt die aan het omhulsel van de korrel vastzit. Wanneer het type vlimmen als dubbelopgave naast baard voorkomt (dat is het geval in L 286, 312 en 313), dan is de betekenis van vlimmen: het omhulsel waarin de korrel zit. Vergelijk ook de lemma''s ''graanafval'' (6.1.30) en ''spikken'' (6.1.31). Zie afbeelding 2, f. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 25, 11; NE 2.I, 51; monogr.; add. uit N 14, 131]
I-4, III-1-1
|
20278 |
baby, zuigeling |
baby:
baby (L293p Roggel),
kindje:
kiendje (L293p Roggel, ...
L293p Roggel),
wicht:
wicht (L293p Roggel)
|
baby, zuigeling; benaming voor kind beneden één jaar [DC 30 (1958)] || pasgeboren kind; bij onze buren hebben ze een baby gekregen [DC 30 (1958)]
III-2-2
|
31112 |
babyschoentjes |
babyschoentjes:
bę̄bišø̄nkǝs (L293p Roggel),
kleuterschoentjes:
klø̄tǝršø̄nkǝs (L293p Roggel)
|
Schoenwerk voor babies, peuters en kleuters in de maten 18 t/m 23. [N 60, 205g; N 60, 205f]
II-10
|
34257 |
bak om boter in te kneden |
botterteil:
[botter]tęi̯l (L293p Roggel)
|
Kneedbak die schuin werd geplaatst om de melk uit de geknede boter te laten vloeien. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 59 en 61; JG 1a, 1b; A 7, 22; Ge 22, 15, 72 en 73; L 27, 67 en 68; monogr.; N 5A (I]
I-11
|
20585 |
bakken |
bakken:
bàkkə (L293p Roggel)
|
bakken [RND]
III-2-3
|