e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Romershoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vregelstok vregelstok: vregelstok (Romershoven) De stok waarmee de vregelpaal wordt aangedraaid of waarmee het bindtouw als een knevel kan worden aangespannen; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''. Voor enkele opgaven is niet vast te stellen of de lange vregelpaal of de korte vregelstok is bedoeld; ze staan achterin het lemma bijeen. [N 17, 14c; JG 1d, 2c; add. uit N 17, 140; monogr.] I-3
vriesweer open weer: open weer  uəpə weͅär (Romershoven) vriezend weer, koud en droog [N 22 (1963)] III-4-4
vriezenx bakken: bàkə (Romershoven), kraken: krōͅkə (Romershoven), vriezen: vrijzə (Romershoven) vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)] III-4-4
vrouwelijk kalf mup: mǫp (Romershoven), vaarzenkalf: vi̯ɛzǝ[kalf] (Romershoven) [N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.] I-11
vrouwelijk rund dat voor de eerste keer drachtig is eersteling: i̯ø̜sǝleŋ (Romershoven) [N C, 9e en 10a; JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 14a, 20 en 22] I-11
vrouwelijk schaap in het algemeen germ: gęrǝm (Romershoven), ooi: ō. (Romershoven) De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.] I-12
vrouwelijk varken zoog: zō.x (Romershoven) Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
vrouwelijke duif zij: nën hoon en `n zè (Romershoven), zē (Romershoven) 355) n Doffer en n duivin. || Wijfjesduif. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
vrouwelijke eend eend: ǫ.n (Romershoven), ǫ.nj (Romershoven) [L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.] I-12
vrouwelijke geit germ: gęrǝm (Romershoven) [N 77, 82; N 77, 79; JG 1a, 1b; N 19, L 322 add.; monogr.] I-12