e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Romershoven

Overzicht

Gevonden: 1299
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
distel disselen: di.sǝlǝ (Romershoven) De distel (velddistel of akkerdistel, Cirsium arvense) is een hardnekkig onkruid dat zowel in de wei als in de akker bestreden moet worden. De plant heeft sterke, tot diep in de grond vertakte wortels, lange, tot 150 cm hoge stengels die, evenals de lancetvormige bladen, met stekels bezet zijn; de bloemen zijn rood-lila van kleur. De velddistel moet niet verward worden met de melkdistel (Sonchus oleraceus) die wordt geplukt, en soms gekweekt, als konijnevoer. Deze plant zal behandeld worden in de aflevering over het kleinvee. Hier worden eerst de enkelvoudsvormen gegeven: de antwoorden op de vraag naar de naam van de plant. Vervolgens worden ook de meervoudsvormen vermeld; in de woordenschat van de boer zal het begrip immers voornamelijk in het meervoud voorkomen: "die wei staat vol met distels", "distels uitsteken", enz. Zie afbeelding 2. [voor de opgaven in enkelvoud: N 92, 100; L 1 a-m; L 23, 12a; voor de opgaven in meervoud: JG 1b] I-3
donderen donderen: donərə (Romershoven), grommelen: grumələ (Romershoven) donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderwolk dondertorens: dondertorens  doͅnərtyəns (Romershoven) zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx donder: dən ⁄donər (Romershoven) donder [N 22 (1963)] III-4-4
doodskleed hemd: Mannen.  hemd (Romershoven), zwarte jurk: Oudere vrouwen  zwarte jurk [of iets dgl.} (Romershoven) bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-2-2
dooien t slaakt]: ədoͅit (Romershoven), het weer gaat af  et ⁄weͅär geͅt⁄ ōͅf (Romershoven) dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4
dooier door: duǝ.r (Romershoven), doren: duǝ.rṇ (Romershoven) Het geel van het ei. [RND 123; L 1a-m; L 3, 8; L A2, 383; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
doopdekentje sarge-detje: sodəkə (Romershoven) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] III-2-2
doopjurkje doopmanteltje: dŭpmäntəlkə (Romershoven) doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] III-2-2
doopmutsje doopmutsje: (dūp)møͅtskə (Romershoven) doopmutsje [N 25 (1964)] III-2-2