e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Romershoven

Overzicht

Gevonden: 1299
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
molshoop in het grasland molpshoop: (mv mǫ.lpǝsh".p)  mǫ.lpǝshō.p (Romershoven) Hoopje aarde, opgeworpen door een mol. Op de cultuurgronden en ook in het weiland zijn molshopen hinderlijk voor de boer, en hij zal proberen de mollen te vangen en de molshopen in het veld te verwijderen met de sleep (zie het lemma ''slepen'' in aflevering I.1.2, p. 175-176) of met een ander werktuig (zie het volgende lemma: ''molshopen verspreiden''). De benaming van de molshoop is vaak in het meervoud opgegeven. Daarom zijn bij de onderstaande woorden overal waar in de enquêtes door de informanten ook de meervoudsvormen zijn vermeld, deze hier ook opgenomen. In enkele streken worden de molshoop en de mol door hetzelfde woord benoemd. Daarom is in deze paragraaf ook het lemma ''mol'' opgenomen. De plaatsen waar de woorden voor mol en molshoop hetzelfde zijn, zijn hieronder gekenmerkt door het teken = bij de plaatscode; ze zijn in kaart 3, Mol, genoteerd.' [N 14, 80a; N 14, 81 add.; JG 1a, 1b, 1c; A 18, 12; L 1 a-m; L 1u, 165; L B2, 212; S 24, monogr.] I-3
mond- en klauwzeer pootziekte: pǫu̯tsekdǝ (Romershoven) Een zeer besmettelijke ziekte, veroorzaakt dor een virus. De eerste verschijnselen zijn stijfheid, vermindering in de melk, hoge koorts, sterke speekselafscheiding. Daarna ontstaan er blaren op het slijmvlies van de mond en de tong, aan de spenen en tussen de klauwen. Ook inwendig kunnen blaren voorkomen. De grootste schade wordt veroorzaakt door allerlei bij- en naziekten zoals verwerpen bij drachtige dieren, zeer ernstige uierontstekingen, langdurige kreupelheden, klauwontstekingen en misvormingen van de klauwen, uitgebreide etteringen en longaandoeningen (Berns 1983, blz. 181). Zie ook het lemma ''mond- en klauwzeer'' in wbd I.3, blz. 484-486. De gegevens van A 48A, 21 zijn verwerkt in de aflevering over het kleinvee (wld I.12) in het lemma ''mond- en klauwzeer'' (1.1.7). [N 3A, 80a; monogr.] I-11
motregenen, licht regenen motregenen: ət moͅtreŋəlt (Romershoven), smodderen: smoͅdərə (Romershoven), zeveren: zø̄vərə (Romershoven), het begint te zeuveren  əd bəgentə zø̄vərə (Romershoven), het zevert  ət sø͂ͅvərt (Romershoven) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] III-4-4
muil muil: mau̯l (Romershoven) Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b] I-9
muilband snuit: snǭ.t (Romershoven) Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.] II-11
muilkorf voor kalveren muntel: mø̜̄ntǝl (Romershoven) De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e] I-11
muiltje insteker: enstiäkərs (Romershoven) muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)] III-1-3
mulle grond molteren grond: moltǝrǝ gront (Romershoven) Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.] I-8
muntige koe muntige koe: møntǝgǝ [koe] (Romershoven) Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28] I-11
muts: algemeen muts: muts (Romershoven) muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] III-1-3