18660 |
nachtpak |
klepbroek:
klabruk (Q076p Romershoven)
|
nachtpak, overall-achtig ~ met een klep aan de achterkant [hansop] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34179 |
nageboorte van de koe |
bed:
bɛt (Q076p Romershoven)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|
32986 |
nagewas |
tweede schaar:
twēdǝ šuǝr (Q076p Romershoven)
|
Het tweede gewas dat op een veld wordt geteeld nadat men er eerder al geoogst heeft. Bamis is een verkorting van ''Bavo-mis'', ofwel 1 oktober, feest van Sint Bavo; het heeft dan ook de betekenis van "herfst". Vergelijk het lemma ''zaaien, van nagewas'' (2.3). [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
32955 |
nagras, tweede hooioogst |
achtermaad:
ā.tǝrmuǝt (Q076p Romershoven)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|
33706 |
natuurlijke waterloop |
beek:
biǝk (Q076p Romershoven),
bron:
brǫn (Q076p Romershoven)
|
Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.]
I-8
|
20282 |
navelbandje |
buiknagelwindseltje:
bōͅknōͅgəlwenžəlkə (Q076p Romershoven)
|
navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
24347 |
neet, luizenei |
neet:
nīt (Q076p Romershoven)
|
neet, luizenei [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17629 |
nek |
nak:
nak (Q076p Romershoven)
|
Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b]
I-9
|
18343 |
neus van een schoen |
top:
top (Q076p Romershoven)
|
neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
34222 |
neusklem |
praam:
prau̯m (Q076p Romershoven)
|
Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d]
I-11
|