18170 |
pak, kostuum |
kostuum:
kəstym (Q076p Romershoven)
|
kostuum of pak voor mannen en jongens [pak, montoer, monteering, antsoch, kloeft] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32736 |
pand, bed |
pand:
pān (Q076p Romershoven
[(vroeger in het noordelijk deel van de plaats)]
)
|
Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e]
I-1
|
20700 |
pannenkoek |
koek:
koek (Q076p Romershoven)
|
pannenkoek [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
18194 |
paraplu |
paraplu:
peͅrəplyj (Q076p Romershoven)
|
paraplu [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21950 |
paren van de duiven |
paren:
pōͅə:rə (Q076p Romershoven)
|
Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
34116 |
penis van de stier |
durenpink:
dȳrǝpe.ŋk (Q076p Romershoven)
|
Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b]
I-11
|
33717 |
penwortel van een den |
pinwortel:
pinwotǝl (Q076p Romershoven)
|
De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b]
I-8
|
17911 |
persen |
werken:
werken (Q076p Romershoven)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47]
I-11
|
24856 |
perzikkruid |
wildeweie:
welǝwɛi̯ (Q076p Romershoven)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18281 |
pet: algemeen |
muts:
muts (Q076p Romershoven)
|
pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)]
III-1-3
|