33522 |
peulen, doppen (ww.) |
doppen:
doppe (L373p Roosteren)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
20662 |
peulvruchten afhalen |
ranken:
renge (L373p Roosteren)
|
erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)]
III-2-3
|
20815 |
peulvruchten doppen |
doppen:
doppe (L373p Roosteren)
|
erwten of bonen doppen, ontpeulen [N Q (1966)]
III-2-3
|
24224 |
piepen |
piepen:
pīpǝ (L373p Roosteren),
tjielpen:
tjilpǝ (L373p Roosteren)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een jonge kip. [N 19, 48; monogr.]
I-12
|
17991 |
pijn |
pijn:
pien (L373p Roosteren)
|
mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)]
III-1-2
|
30050 |
piketten |
palen:
pø̜̄l (L373p Roosteren)
|
De houten palen die men gebruikt bij het uitzetten van een te bouwen huis. Piketten hebben doorgaans een lengte van 70 tot 80 cm. Zie voor de woordtypen 'metskluppelen' en 'korteling' ook het lemma 'Korteling'. [N 30, 24b]
II-9
|
29954 |
pikhouweel |
pikhouweel:
pikhouweel (L373p Roosteren)
|
Houwwerktuig met lange steel en twee armen. Een van de armen heeft een beitelvormig uiteinde, de andere loopt uit in een punt. Zie ook afb. 14c. [N 30, 19c; monogr.]
II-9
|
24225 |
pimpelmees |
bijmus:
biemös (L373p Roosteren),
pimpelmees:
eigen spelling; omgespeld
pempəlmēs (L373p Roosteren)
|
Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)] || pimpelmees (11,5 blauwe kop, gele onderkant; nogal bekend, komt voor als koolmees [052] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17670 |
pink |
pink:
peŋk (L373p Roosteren)
|
Eénjarig kalf, onverschillig van welk geslacht, dat nog alle melktanden heeft. [N C, 9b en 8; monogr.; add. uit N 3A, 15 en 20]
I-11
|
24881 |
pinksterbloem |
pinksterbloem:
pęŋkstǝrblōm (L373p Roosteren),
-
pènksterbloome (L373p Roosteren)
|
Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)]
I-5, III-4-3
|