e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roosteren

Overzicht

Gevonden: 1846
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beweeglijk rondlopen ritsen: ritse (Roosteren), ronddraaien: rondjrieje (Roosteren) lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)] III-1-2
bewolking bewolking: bewolking (Roosteren), wolkendek: wolkendek (Roosteren) bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)] III-4-4
bezem bessem: bē.sǝm (Roosteren), bezem: bèsem (Roosteren) bezem (soorten) [DC 15 (1947)] || Het keren van de dorsvloer gebeurt vaak met een bezem vervaardigd uit bremtakken. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32b en 34b] I-4, III-2-1
bibberen beven: beve (Roosteren), bibberen: bibbere (Roosteren, ... ), rijderen: riejere (Roosteren, ... ) beven [rijde, ridde, riere, rijgele, rijere] [N 10a (1961)] III-1-2
bierpap slemp: slemp (Roosteren) Bierpap (beerslemp?) [N 16 (1962)] III-2-3
biersoep biersoep: beersop (Roosteren) Soep, hoofdzakelijk gemaakt van bier (biersoep, beersop, bierzuipe) [N 16 (1962)] III-2-3
biestmelk biest: bēs (Roosteren) De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.] I-11
bietenloof, bladerkroon koppen: kǫpǝ (Roosteren) De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48] I-5
bietenplantjes krotenplantjes: krūǝtǝplęntjǝs (Roosteren) Bietenplantjes als ze pas opgekomen zijn en uitgedund moeten worden. [N 12, 44; monogr.] I-5
bietenplantjes uitdunnen dunnen: dønǝ (Roosteren) Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2] I-5