e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roosteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
regenboog regenboog: règenbaog (Roosteren) regenboog [weerteken] [N 22 (1963)] III-4-4
regenbuitje buitje: buike (Roosteren) licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)] III-4-4
regenen (alg.) regenen: règenen (Roosteren) regenen [sausen, majemen] [N 22 (1963)] III-4-4
regenwolkje watermannetje: watermänke (Roosteren) regen-voorspellend wolkje bij ondergaande zon [watermenneke] [N 22 (1963)] III-4-4
reiken naar pakken naar: pakke (Roosteren), reiken naar: reike (Roosteren, ... ) reiken, met de handen naar iets reiken [iest beraome] [N 10 (1961)] III-1-2
rente interest: intrest (Roosteren), rente: rente (Roosteren) Rente [intrest?] [N 21 (1963)] III-3-1
restant vogels pestvogel: pèsvoogel (Roosteren) pestvogel III-4-1
restant zoogdieren das: das (Roosteren), tam: taam (Roosteren) das [DC 07 (1939)] || tam [DC 19 (1951)] III-4-2
rib rib: rub (Roosteren), rup (Roosteren) rib, ribben [N 10 (1961)] III-1-1
riek om te rooien rooiriek: rōi̯rēk (Roosteren) Speciale aardappelriek om mee te rooien, waarvan de benaming afwijkt van die van de algemene riek. Doorgaans heeft de rooiriek minder tanden dan de algemene riek die dient om aardappels te scheppen en te verplaatsen. Drie of vier tanden is normaal. Zie de toelichting bij het lemma Aardappelriek, Algemeen. Bij het type mesthaak, mestgaffel is uitdrukkelijk opgegeven dat het stuk gereedschap met deze naam voor het rooien van aardappelen wordt gebruikt. In L 360 merkt de zegsman op dat men om te rooien een riek gebruikt met platte tanden, zonder bolletjes; en om te scheppen een riek met ronde tanden met bolletjes. [N 12, 36; N 18, 23 en 26b; JG 2c; A 28, 3; monogr.; add. uit N 18, 58 en 60] I-5