e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roosteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uierkwartier kwartier: kǝrtēr (Roosteren) Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12] I-11
uit de hand verkopen sjachelen: schagele (Roosteren) Kleinigheden uit de hand verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)] III-3-1
uiteen poten wijd uitereen: wit utǝręi̯n (Roosteren) De pootaardappelen verder uiteen zetten dan men gewoonlijk doet. Bij de bijwoordelijke uitdrukkingen in dit lemma moet steeds het werkwoord voor "poten": ɛpoten, plantenɛ of ɛzettenɛ, worden toegevoegd; zie daartoe het lemma Poten. [N M, 18b] I-5
uiteenploegen afploegen: ã.f[ploegen] (Roosteren) Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.] I-1
uitgegraven dennenwortel dennenboks: dɛnǝboks (Roosteren) [R 3, 3; L B2, 344] I-8
uitgeteld zijn aan het kalven zijn: (de koe is) ān ǝt kau̯fǝn (Roosteren), arbeid krijgen: kreg ɛrbɛi̯t (Roosteren) De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43] I-11
uitglijden uitlitsen: oetlitse (Roosteren, ... ) uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)] III-1-2
uitslag vertonend branderig: brɛnjǝrǝx (Roosteren) Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b] I-12
uitsliepen sliepuit doen: slie‧p oe‧t doo‧n (Roosteren) uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] III-3-2
uitwerpselen van het paard paardskeutelen: pē̜rskøtǝlǝ (Roosteren), pęrskøtǝlǝ (Roosteren) [A 9, 24b] I-9