e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roosteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vuursteen vuursteen: vuurstein (Roosteren) vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)] III-2-1
vuurvaste stenen vuurvaste stenen: vȳrvastǝ stęjn (Roosteren) Stenen die bestand zijn tegen vuur. Zij worden onder meer gebruikt bij de bouw van ovens. Het woorddeel chamotte- in de woordtypen chamottestenen en chamottebrikken verwijst naar het mengsel van fijngemalen scherven dat bij dit soort stenen aan de klei wordt toegevoegd. [N 30, 54b; N 98, 160 add.] II-8
waaienx waaien: weijen (Roosteren) waaien [N 22 (1963)] III-4-4
waarde van 30 stuiver daalder: daalder (Roosteren) waarde van 30 stuiver = F 1,50 [daalder, dolde?] [N 21 (1963)] III-3-1
waden baden: baaje (Roosteren), baaje ? (Roosteren), báje (Roosteren), waden: waaje (Roosteren) lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)] || waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)] III-1-2
wafel wafel: waofel (Roosteren) Wafel [N 16 (1962)] III-2-3
waggelen strompelend lopen: strómpelend (Roosteren), wankel lopen: wankel loupe (Roosteren) lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)] III-1-2
wak in het ijs gat: gaat (Roosteren), sprong: sprunk (Roosteren) gat in het ijs, dat erin gehakt is [DC 44 (1969)] || gat in het ijs, waar het water niet bevroren is [DC 44 (1969)] III-4-4
wan wan: wan (Roosteren) De platte, aan één zijde iets uitgeholde, doorgaans van stro gevlochten korf met twee oren die men gebruikte voor het wannen met natuurlijke wind. Zie afbeelding 13. [N 14, 38a; JG 1a, 1b, 2c; R 3, 64; monogr.; add. uit N 14, 37] I-4
wandelen kuieren: kuiere (Roosteren) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2