32729 |
bouwvoor |
bovengrond:
bǭvǝgrontj (L373p Roosteren)
|
De bouwvoor of teellaag van akker- en tuingrond is de door regelmatig ploegen of spitten en bemesten vruchtbaar gemaakte humusrijke bovenlaag, waarin de gewassen wortel schieten. De dikte van deze laag komt overeen met de diepte van de geploegde of gespitte zaaivoor. Van de opgesomde termen zijn er sommige ook toepasselijk op een bepaalde (goede) grondsoort of op vruchtbare grond in het algemeen. [N 27, 26a + b; N 11A, 129f + 137a; A 47, 4d]
I-1
|
17639 |
bovendeel van de rug |
mars:
mars (L373p Roosteren),
pokkel:
bij vader op de pōkkel zitte (L373p Roosteren),
pòkkel (L373p Roosteren)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20140 |
box |
box:
nellie löp al in de boks
boks (L373p Roosteren)
|
box: Nellie loopt al in de box (maar midden in de kamer durft ze nog niet). [DC 39 (1965)]
III-2-2
|
19406 |
braadpan |
braadketel:
broadkétel (L373p Roosteren),
letterlijk overgenomen
braaike:tel (L373p Roosteren)
|
pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18953 |
braaf |
braaf:
brááf (L373p Roosteren),
⁄t kèndj is braaf (L373p Roosteren)
|
braaf [DC 02 (1932)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)]
III-1-4
|
24501 |
braambes |
bramelen:
braomel (L373p Roosteren)
|
braambes [Roukens 03 (1937)]
III-4-3
|
24474 |
braamstruik |
bramelenstruik:
braomelestroek (L373p Roosteren)
|
braam (struik) [Roukens 03 (1937)]
III-4-3
|
18034 |
braken |
kotsen:
kotse (L373p Roosteren),
kōtse (L373p Roosteren),
nameten:
naomête (L373p Roosteren),
overgeven:
övergève (L373p Roosteren, ...
L373p Roosteren),
spijen:
spieje (L373p Roosteren, ...
L373p Roosteren)
|
overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20732 |
bramenvlaai |
bramenvlaai:
braomeflaaj (L373p Roosteren)
|
Bramenvla [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34080 |
brede tanden |
gebit:
gǝbēt (L373p Roosteren)
|
Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c]
I-11
|