e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roosteren

Overzicht

Gevonden: 1846
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drogen, droog worden (van gemaaid gras) drogen: dryǝgǝ (Roosteren) Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.] I-3
dronken bezopen: bezope (Roosteren), een stuk in zijn hakken: e stök in sien hakke (Roosteren), te diep in het glaasje gekeken: te deep in t glaaske gekeken (Roosteren), te deep in t glāske gekeken (Roosteren), zat: zaat (Roosteren) dronken [N 10 (1961)] III-2-3
dronken zijn een stuk in zijn kloten hebben: e stök in sien klōātte hōbbe (Roosteren), geputterd hebben: gepöttert höbbe (Roosteren), kachel zijn: kachel seen (Roosteren), zat zijn: zaat zeen (Roosteren) dronken [N 10 (1961)] III-2-3
droogdoek, theedoek schotelsplag: šōtəlsplak (Roosteren) de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] III-2-1
droogrek tuitenrek: tø̜i̯tǝrɛk (Roosteren) Het houten rek buitenshuis waarop men vaten, melkbussen en emmers te drogen legt. [A 15, 25; monogr.] I-11
droogstaan droogstaan: drø̄xstǭn (Roosteren), drø̜̄xstǭn (Roosteren) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11
druilerig en koud weer miezerig (weer): miezerig weir (Roosteren), nat (weer): ps. boven de á staat nog een lengteteken; deze combinatieletter is niet te maken.  nát (Roosteren), t blijft over]: ’t is regenächtig weir (Roosteren) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [DC 02 (1932)] III-4-4
druk heen en weer lopen rondrijden: rondjrieje (Roosteren) lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)] III-1-2
druppel druppel: ⁄nen dröppel (Roosteren) druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] III-4-4
dubbeltje dubbeltje: dubbeltje (Roosteren), grosch (<du.): Opm. Germanisme.  grosch (Roosteren) dubbeltje, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1