32592 |
een riek mest |
riek (mest):
rēk (L373p Roosteren)
|
Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.]
I-1
|
33722 |
een sloot uitdiepen |
vegen:
vē̜gǝ (L373p Roosteren)
|
Het uitdiepen of het op diepte houden van een sloot met behulp van een schop, hak, riek, krabber en een zeis. [A 10, 21; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
34495 |
een zandbad nemen |
plodderen:
pludǝrǝ (L373p Roosteren)
|
Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.]
I-12
|
17981 |
een ziekte onder de leden hebben |
in geen goed vel zitten:
hè zit in gein goot velle (L373p Roosteren),
hé zit in gein goot velle (L373p Roosteren)
|
ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33414 |
eendenhok |
eendenkooi:
ēnjǝkoai̯ (L373p Roosteren)
|
Afgeschotte ruimte in de stal, doorgaans vlak bij de kippenkooi, waar men eenden houdt. [A 10, 9j]
I-6
|
18960 |
eerlijk |
eerlijk:
ierlijk (L373p Roosteren)
|
eerlijk: Jullie moeten die snoepjes - delen [DC 39 (1965)]
III-1-4
|
17585 |
eerste baardharen |
duivelshaar:
duuvelshaor (L373p Roosteren),
duvelshaor (L373p Roosteren)
|
baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21564 |
eerste opbod |
inzet:
de inzet (L373p Roosteren)
|
de eerste verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij bij opbod wordt geboden [den inzet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19571 |
eetlepel |
eetlepel:
eetlepel (L373p Roosteren),
éétlépel (L373p Roosteren)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24430 |
egel |
stekelvarken:
stekelverke (L373p Roosteren)
|
egel [DC 04 (1936)]
III-4-2
|