25170 |
fijne hagel |
hagel:
hagel (L373p Roosteren)
|
fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34242 |
filter in de melkzeef |
zijschoteldoek:
zišotǝldōk (L373p Roosteren)
|
In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.]
I-11
|
18912 |
flink; flinke persoon |
flink:
flink (L373p Roosteren)
|
flink: U loopt nog - voor iemand van uw leeftijd [DC 39 (1965)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
fluum (L373p Roosteren, ...
L373p Roosteren)
|
fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18024 |
fluimen uitspuwen |
fluimen:
flume (L373p Roosteren, ...
L373p Roosteren)
|
spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
fluisteren:
fluustere (L373p Roosteren),
heel stil kallen:
hiel stil kalle (L373p Roosteren)
|
fluisteren [DC 16 (1948)]
III-3-1
|
24147 |
fluiter |
fluiter:
fluiter (L373p Roosteren),
eigen spelling; omgespeld
fløͅi̯tər (L373p Roosteren)
|
fluiter || fluiter (12,5 alleen in hoge loofbossen; vrij zeldzaam; roep vrij luid [djuu-djuu]; zang onder het vliegen [tjip-tjip-tjip-tjirrrrrrrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
34119 |
forsgebouwde koe |
flinke koe:
fleŋkǝ ku (L373p Roosteren),
zware koe:
zwǭr ku (L373p Roosteren)
|
[N 3A, 141a]
I-11
|
30053 |
funderingssleuven uitsteken |
fundamenten uitgraven:
føndamęntǝ ūt˲grāvǝ (L373p Roosteren)
|
Gleuven uitsteken langs de vier wanden op de bodem van de uitgegraven kelderruimte. In de sleuven worden later de fundamenten geplaatst. Zie voor het woordtype 'gescheuten' (Q 194) ook RhWb dl. VII, k. 962, s.v. 'Geschäu': ø̄das Mauerwerk aus Bruchsteinen an der Erde, auf dem die Balkenlage des Fachwerkhauses ruht.ø̄ [N 30, 25a; monogr.]
II-9
|
24149 |
fuut |
fuut:
fuut (L373p Roosteren),
eigen spelling; omgespeld
fyt (L373p Roosteren)
|
fuut || fuut (48 bruine kuif en kraag; alleen op grote vennen en plassen; zomervogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|