17650 |
achterwerk |
vot:
vot (L373p Roosteren)
|
deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17630 |
adamsappel |
adamsappel:
adamsappel (L373p Roosteren, ...
L373p Roosteren)
|
adamsappel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17685 |
ademen |
ademen:
aome (L373p Roosteren),
ademhalen:
aom haolen (L373p Roosteren)
|
ademen [N 10a (1961)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
āōr (L373p Roosteren, ...
L373p Roosteren)
|
ader [N 10a (1961)]
III-1-1
|
24464 |
admiraalsvlinder |
vlinder:
vlinder (L373p Roosteren)
|
admiraal of atalantavlinder [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
21448 |
afdingen |
pingelen:
pingelen (L373p Roosteren)
|
beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34247 |
afgeroomde melk |
centrifuge:
sɛntǝrfy (L373p Roosteren)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
34326 |
afgetrokken zeug |
afgezoken zeug:
af˲gǝzōkǝ [zeug] (L373p Roosteren)
|
Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.]
I-12
|
17583 |
afhangend kuifje (bij kortgeknipt haar) |
pony:
ponnie (L373p Roosteren),
pōnnie (L373p Roosteren)
|
haar, kortgeknipt ~ met alleen van voor een afhangend kuifje [ponnie, tuil] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17722 |
afloeren, bespieden |
afloeren:
aafloere (L373p Roosteren),
Vgl. loerhaan.
aafloere (L373p Roosteren)
|
kijken: afloeren [aafvinke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|