20797 |
haring |
haring:
hiering (L373p Roosteren)
|
haring [DC 02 (1932)]
III-2-3
|
33310 |
hark, algemeen |
reek:
rē̜k (L373p Roosteren)
|
Gereedschap dat dient om uitgetrokken onkruid bijeen te trekken, afgevallen bladeren te verzamelen, de tuinpaden, het erf en het grind aan te harken, de grond fijn te maken, enz. Het bestaat uit een ijzeren kam van doorgaans ongeveer 30 cm breedte met korte licht gebogen tanden, bevestigd aan een lange steel. Bedoeld is hier het algemene stuk gereedschap dat met name in de moestuin en op het erf wordt gebruikt voor de vele boven opgesomde doeleinden. Specifieke harken met eigen benamingen komen in het lemma Bijzondere Harken aan bod. [N 18, 94; JG 1a, 1b, 2c; A 2, 44; A 28, 1a; A 34, 2a; L 1, a-m; L B2, 239; Lu 6, 1a; S 12; Gwn 8, 4; monogr.; add uit N 14, 97b; N 15, 4; N 18, 93 en 95; N J, 5]
I-5
|
32977 |
haver |
haver:
hāvǝr (L373p Roosteren)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
20675 |
havermout |
havermout:
havermout (L373p Roosteren)
|
Havermout [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20607 |
havermoutpap |
havermoutepap:
havermoutepap (L373p Roosteren)
|
Pap van havermout (haavere moute pap?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24167 |
havik |
havik:
sperwer en havik (L373p Roosteren)
|
sperwer / havik (35 / 55 vrij ronde vleugels en lage staart; gestreepte onderkant, gele ogen; komen onverwachts laag aanvliegen en grijpen dan de verraste prooi; de kleine soort vaak op trek; s winters ook in stad en dorp; de grote broedt zeldzaam in g [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24480 |
hazelaar |
hazenotenboom:
-
assenooteboum (L373p Roosteren)
|
hazelnoot - boom (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)]
III-4-3
|
21000 |
hazelnoot |
hazenoot:
-
assenoot (L373p Roosteren)
|
hazelnoot - vrucht (Colylus Avellana L.) [DC 17 (1949)]
III-4-3
|
19534 |
hecht van een mes |
heft:
heft (L373p Roosteren),
steel:
steel (L373p Roosteren),
heft
steel (L373p Roosteren)
|
handvat van een mes (hecht, heft) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24988 |
heen en weer (bewegen) |
op en af:
hae luip op en aa‧f (L373p Roosteren)
|
heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)]
III-4-4
|