e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roosteren

Overzicht

Gevonden: 1846
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
honger hebben honger hebben: hongerig (Roosteren), hōnger höbbe (Roosteren) honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] III-2-3
hongerig hongerig: hongerig (Roosteren), hōngrig (Roosteren) hongerig [greeg] [N 10 (1961)] III-2-3
honingdrank mede: męj (Roosteren) Na de verwijdering van de honing uit de raten houdt men ruwe was over die gezuiverd wordt met water. De gegiste honing- en wateroplossing wordt dan mee of mede, honingdrank genoemd. [N 63, 120a; R 3, 45; Ge 37, 148; JG 2b-5, add.; monogr.] II-6
hoofd hoofd: hŏt (Roosteren), kop: B.v. ene kop wie e verke.  kop (Roosteren) [N 10 (1961)] III-1-1
hoofd (spotnamen) bol: bolle (Roosteren), bolles: bulles (Roosteren), B.v. kiek nao diene eige bulles.  bulles (Roosteren), knikker: knikker (Roosteren), B.v. ich hou dich op diene knikker.  knikker (Roosteren) [N 10 (1961)] III-1-1
hoofdstel hoofdsel: hø̜tšǝlǝ (Roosteren), toom: tǫu̯m (Roosteren) Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.] I-10
hoogdrachtig drachtig: draxtex (Roosteren), vol: vǫl (Roosteren) Duidelijk drachtig. [N 3A, 34] I-11
hoogliggende akker op de hoge bongerd: op dǝ hōgǝ bōŋǝrt (Roosteren) De woordtypen in dit lemma duiden niet alleen op een hoogliggende akker maar ook op hooggelegen grond in het algemeen zoals hei, zandgrond, droge grond. Verder komen er ook plaatsbepalingen voor als op de hoogte en op een berg. [N 11, 2a en 2f; A 10, 4] I-8
hoogsel hoogsels: hyǝxsǝls (Roosteren) Rechtopstaande plank die op de zijwand bevestigd wordt om deze zijwand hoger te maken en zo de laadruimte te vergroten. Het woordtype steekhoogsel duidt een plank aan die boven op de zijleest gezet wordt als extra verhoging. [N 17, 34 + 40 + add; N 18, 99; N G, 60g; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 26, 1 + add, monogr.] I-13
hooi hooi: hø̜.i̯ (Roosteren), hø̜i̯ (Roosteren) Gemaaid en op het veld drogend of gedroogd gras. In de klankkaart is de klankkleur (eerst velair, dan palataal) en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur en lengte staan steeds de diftongen vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht. [N 7, 58; N 14, 88b en 128a; JG 1a, 1b; A 10, 17 en 20; A 16, 1-4; L 1 a-m; L 27, 17; L 34, 70; L 38, 35-36; RND 122; Wi 52; S 14; R (s] I-3