e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Roosteren

Overzicht

Gevonden: 1846
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huiverig huiverig: huverig (Roosteren), schuiverig: sjoeverig (Roosteren) huiverig [schuuverig] [N 10 (1961)] III-1-2
huivering huivering: huvering (Roosteren, ... ) huivering [gril] [N 10 (1961)] III-1-2
hurken (zich) hukken: huuke (Roosteren, ... ), op de huk gaan zitten: op de huuk gaon zitte (Roosteren) hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)] III-1-2
ijs (alg.) ijs: ies (Roosteren) ijs [DC 03 (1934)] III-4-4
ijsbaan sleurbaan: sleerbaan (Roosteren) Kinderen maken op de sneeuw of het ijs wel een gladde baan, door er telkens en achter elkaar overheen te glijden. Hoe noemt men deze baan in uw dialect? [DC 44 (1969)] III-3-2
ijsberen hengelen: hingele (Roosteren), op en neer lopen: op en neer loupe (Roosteren) lopen: zenuwachtig heen en weer lopen [drentele] [N 10 (1961)] III-1-2
ijspegel ijspin: iespin (mv.) (Roosteren) ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)] III-4-4
ijsvogel ijsvogel: eigen spelling; omgespeld  isvōgəl (Roosteren) ijsvogel (16,5 schitterend blauwgroen boven, steenrood onder; vliegt snel over beek, sloot en langs ven; broedt in gat in steile over; vangt visjes; vrij zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
ijzel, bevroren neerslag ijzel: iezel (Roosteren) ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)] III-4-4
ijzelen ijzelen: iezelen (Roosteren) ijzelen [N 22 (1963)] III-4-4