34074 |
jaarring |
ring:
reŋ (L373p Roosteren)
|
Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b]
I-11
|
19039 |
jammer |
jammer:
t⁄is jaomer (L373p Roosteren),
zonde:
t⁄is sunj (L373p Roosteren)
|
jammer [zund] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
hè is jēūrig (L373p Roosteren)
|
Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)]
III-3-2
|
24556 |
jeneverbes |
hondsbeer:
hoŏbšbèr (L373p Roosteren)
|
jeneverbes (Juiniperus communis L.) [Roukens 03 (1937)]
III-4-3
|
18041 |
jeuk |
jeuk:
jö:k (L373p Roosteren, ...
L373p Roosteren),
(lange ö).
jö‧k (L373p Roosteren)
|
jeuk [N 07 (1961)] || jeuk [öksel, jukt, ukt] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18050 |
jeuken |
jeuken:
jö:ke (L373p Roosteren, ...
L373p Roosteren)
|
jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24338 |
jong van een dier |
klein beestje:
klei biestje (L373p Roosteren)
|
klein beestje [DC 37 (1964)]
III-4-2
|
34025 |
jong van een rund |
jong:
jōŋk (L373p Roosteren),
jǫŋ (L373p Roosteren)
|
[N 3A, 4]
I-11
|
34314 |
jong varken |
bag:
bax (L373p Roosteren),
bagje:
bɛkskǝ (L373p Roosteren),
kuusje:
køškǝ (L373p Roosteren),
varkentje:
vɛrkskǝ (L373p Roosteren)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34551 |
jonge gans |
gansje:
gø̜̄skǝ (L373p Roosteren),
gęu̯skǝ (L373p Roosteren)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|