34147 |
leiden |
dekken:
dɛkǝn (L373p Roosteren),
leiden:
lɛi̯ǝ (L373p Roosteren)
|
De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
19535 |
lemmer |
blad:
blaad (L373p Roosteren),
lemmet:
lemmet (L373p Roosteren),
lèmmet (L373p Roosteren)
|
snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17643 |
lende |
lende:
lènje (L373p Roosteren, ...
L373p Roosteren)
|
lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21503 |
lenen |
lenen:
lèinen (L373p Roosteren)
|
Voorlopig voor iemand betalen [verschieten? b.v. ik zal het wel voor u verschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17558 |
lenig |
gezwank:
gezwank (L373p Roosteren, ...
L373p Roosteren),
lenig:
lenig (L373p Roosteren, ...
L373p Roosteren)
|
lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)], [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24895 |
lente, voorjaar |
vroegjaar:
vreugjoar (L373p Roosteren)
|
lente [DC 39 (1965)]
III-4-4
|
19553 |
lepel |
lepel:
leepel (L373p Roosteren),
lēͅpəl (L373p Roosteren),
lèpel (L373p Roosteren, ...
L373p Roosteren)
|
lepel [DC 35 (1963)] || lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19556 |
lepelrek |
lepelrek:
lèpelrek (L373p Roosteren),
lepelrekje:
leepelrekske (L373p Roosteren)
|
rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21341 |
leurder |
venter:
venter (L373p Roosteren)
|
koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21431 |
leuren |
langs de deuren trekken:
Opm. de gegeven uitdrukking kent men hier niet.
langs de deùren trèkken (L373p Roosteren),
venten:
Opm. de gegeven uitdrukking kent men hier niet.
centen langs de deur (L373p Roosteren)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: "op koopmanschap gaan"= erop uittrekken om zijn waren te verkopen? Zo neen, welke andere uitdrukking. Geeft u nauwkeurig de uitspraak aan. [N 21 (1963)]
III-3-1
|