e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q093p plaats=Rosmeer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
man man: de mān ës āt (Rosmeer), do lep new dè maan, dè zen dochter (of: wè zen dochter) zik gewes es (Rosmeer), dê mān (Rosmeer) Daar loopt nu die man, die zn dochter (of: wiens dochter) ziek is geweest [ZND 44 (1946)] || die man [ZND 01 (1922)] || Man. Die man is oud. [ZND 05 (1924)] III-3-1
manchet manchet: məšet (Rosmeer) manchet, vaste mouwboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3
manchetknoop manchetknoopje: məšetknepkə (Rosmeer) manchetknoopjes [N 23 (1964)] III-1-3
mand kerb: kɛrǝp (Rosmeer), mand: mønt (Rosmeer), mānt (Rosmeer) De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.] II-12
mankeren mankeren: mankëere (Rosmeer) mankeren [ZND 01 (1922)] III-1-2
mannelijk jong van de geit geitenbokje: gētǝbǫkskǝ (Rosmeer) [N 19, 71b; N 19, 71a; N 77, 76; A 9, 21] I-12
mannelijk kalf duurtje: dirkǝ (Rosmeer) [N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.] I-11
mannelijk kuiken haantje: hęnkǝ (Rosmeer) [N 19, 41b; L A2, 507] I-12
mannelijk schaap bok: bok (Rosmeer), weer: wēǝr (Rosmeer) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12
mannelijke duif duifhoorn: düfjon, düfwon (Rosmeer) Mannetjesduif. [ZND 01 (1922)] III-3-2