e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q093p plaats=Rosmeer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitkomen uitkomen: ōtku̯ø̄mǝ (Rosmeer) Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17] I-4
uitnodigen noden: neë (Rosmeer) uitnodigen (voor begrafenis) [ZND 32 (1939)] III-3-1
uitslag vertonend brandig: bręnǝx (Rosmeer) Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b] I-12
uitstekende delen van de trekschei handen: hãn (Rosmeer) De delen van de trekschei waaraan de strengen bevestigd worden. [N 17, 25b; N G, 58c] I-13
unster zolderwaag: om zeer juist te wegen  zaldərwōͅx (Rosmeer) Weeginstrument met hefboomwerking. [N 18 (1962)] III-3-1
vaalbonte koe bonte koe: bǫntǝ kø̜u̯ (Rosmeer) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131b] I-11
vaars rund: rønt (Rosmeer), vaarsje: vi̯askǝ (Rosmeer) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vallen vallen: vallen (Rosmeer) vallen [ZND 46 (1946)] III-1-2
van de leg afraken niet meer leggen: ne mǝ lęgǝ (Rosmeer) [N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12
van veren wisselen ruizelen: ręzǝlǝ (Rosmeer), rīzǝlǝn (Rosmeer) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12