e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q093p plaats=Rosmeer

Overzicht

Gevonden: 2180
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halm, stengel van de graanplant spier: spī.r (Rosmeer) De graanhalm is de meestal ronde en gelede stengel van de te velde staande graanplant. Hier het algemene woord, dat veelal ook de benaming voor de gehele graanplant is. Een aantal termen (bv. spier, spit, ...) wordt niet alleen gebruikt voor de stengel van de te velde staande graanplanten, maar ook -en blijkens een niet gering aantal aar-opgaven wellicht nog meer- voor de geoogste en gedorste graanstengels, de strohalm; zie de toelichting bij het volgende lemma ''strohalm'' (1.3.2). Veelal zijn ze ook toepasselijk op de grasspriet (zie het lemma ''grasspriet'' (1.5) in aflevering I.3), enkele zelfs op de graankorrel (zie het lemma ''graankorrel'' (2.6) in deze aflevering). Voor een aantal plaatsen werd het tweelettergrepige ''spieren'' als enkelvoud opgegeven. Zie afbeelding 2, a. [N P, 4b; JG 1a, 1b; L 1, a-m; S 12; Wi 13; monogr.] I-4
hals hals: hāls (Rosmeer) hals [ZND 01 (1922)] III-1-1
halsketting kettel: ’n gauwe kettel (Rosmeer) een gouden ketting [ZND 01 (1922)] III-1-3
halster halster: halstǝr (Rosmeer) Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.] I-11
halve frank halve frank: ps. omgespeld volgens Frings.  hāvə fraŋ (Rosmeer) wit metalen munt van 50 centiem [N 21 (1963)] III-3-1
ham, hesp schink: verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)  cheenk (Rosmeer), sjeenk (Rosmeer), sjēnk (Rosmeer) hesp [ZND 24 (1937)] III-2-3
hand hand: hānt (Rosmeer, ... ) hand [ZND 01 (1922)] || ik heb een splinter in mijn hand [ZND 07 (1924)] III-1-1
handgeld voorschot: ps. omgespeld volgens Frings.  vjeršwət (Rosmeer) eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
handkar stootkar: stōtkār (Rosmeer) Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13
handschoen haas: [hāsə (Rosmeer), hās - hāse (Rosmeer) handschoen - handschoenen [ZND 01 (1922)] || handschoenen, met vier vingers en een duim [vingerwante, haase, hejse] [N 23 (1964)] III-1-3