e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q093p plaats=Rosmeer

Overzicht

Gevonden: 2180
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huifkar huifkar: hø̜i̯fkār (Rosmeer) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13
huilen (van droefheid) huilen: huilde (Rosmeer) Hij huilde (weende, schreide) van droefheid [ZND 44 (1946)] III-1-4
huis, woning huis: hōs (Rosmeer) huis [ZND 01 (1922)] III-2-1
huisakker geleg: gǝlē̜x (Rosmeer), ˲xǝlē̜x (Rosmeer) Aan het erf grenzende akkergrond. [N 5AøIIŋ, 76d en 76e; N 6, 33a; A 10, 3 en 4; JG 1b, add.; L 19b, 1a; monogr.] I-8
huishouden huishouden: hōshātə (Rosmeer) Wat een armzalig huishouden [ZND 32 (1939)] III-2-1
huismus, mus mus: mĕs (Rosmeer), mis (Rosmeer), mus (gew.uitspr.) (Rosmeer) huismus || mus [ZND 01 (1922)] III-4-1
huisvlieg, vlieg huisvlieg: in notatie van Pieter G.  hoosvlieg (Rosmeer) vlieg, huis— [ZND 01 (1922)] III-4-2
huisweide hofje: hēͅfkə (Rosmeer) I-7
huiszwaluw steenzwalmertje: (stĕe)zweulmer(ke) (Rosmeer), zwaluw: zwaluw (gew.uitspr.) (Rosmeer) huiszwaluw III-4-1
huiveren beven: bèven (Rosmeer, ... ), schuieren: sheuijjere (Rosmeer) huiveren [ZND 01 (1922)] || Huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 21 (1936)] || huiveren (beven, rillen van de kou of van schrik) [ZND 27 (1938)] III-1-2