18019 |
kuchen |
hoesten:
hoeste (Q093p Rosmeer),
kruchen:
krèche (Q093p Rosmeer),
kruchten:
krëchte (Q093p Rosmeer),
kuchen:
kêûche (Q093p Rosmeer),
mechen:
mèche (Q093p Rosmeer)
|
kuchen [ZND 01 (1922)] || zachtjes hoesten, kuchen [ZND 29 (1938)]
III-1-2
|
34299 |
kudde volwassen varkens |
kudde:
kɛt (Q093p Rosmeer)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor "kudde dieren" in het algemeen en "kudde varkens" in het bijzonder opgenomen. Zowel in de "Amsterdamse" als "Leuvense" vragenlijsten was gevraagd naar "kudde dieren". Dieren konden varkens, schapen, koeien, ganzen zijn. De antwoorden die betrekking hadden op specifiek "kudde schapen", "kudde ganzen" zijn bij het hoofdstuk schapen, ganzen ondergebracht. [N 76, 2; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; monogr.]
I-12
|
33703 |
kuil |
kuil:
kø̜i̯l (Q093p Rosmeer)
|
Een kuil, gat in de grond. [L 29, 12a; L 1a-m; monogr.]
I-8
|
17606 |
kuiltje (in de kin / wangen) |
kuiltje:
kuilke een de kĕĕn (Q093p Rosmeer),
kuilke in de kin (Q093p Rosmeer)
|
een kuiltje in de kin [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
32246 |
kuiper |
kuiper:
kēpǝr (Q093p Rosmeer)
|
Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.]
II-12
|
17773 |
kuit |
kuit:
keet (Q093p Rosmeer)
|
kuit (van een been) [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
18545 |
kuitbroek |
smokkelbroek:
smoͅkəlbryk (Q093p Rosmeer)
|
kuitbroek of kniebroek (vero) waarvan de pijpen juist onder de knieën werden dichtgebonden [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32624 |
kunstmest |
vreemd mest:
vrēmp [mest] (Q093p Rosmeer)
|
Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10]
I-1
|
19632 |
kussensloop |
tijk:
tīk (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer,
Q093p Rosmeer)
|
de kussensloop (waarin het hoofdkussen wordt gestoken) [ZND 17 (1935)] || kussensloop [ZND 01 (1922)] || kussensloop; overtrek van een hoofdkussen [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
19314 |
kwaadspreekster |
klapschotel:
klapchweuttel (Q093p Rosmeer),
klepschotel:
klepchweuttel (Q093p Rosmeer),
kwaaitong:
kooitong (Q093p Rosmeer),
zwets:
zwets (Q093p Rosmeer)
|
vrouw die gaarne kwaadspreekt [ZND 29 (1938)]
III-1-4
|