e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Rosmeer

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leggen leggen: legge (Rosmeer) leggen [ZND 01 (1922)] III-1-2
legnest legnest: lęxnes (Rosmeer) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
leiden springen: spreŋǝ (Rosmeer) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lemmer lemmer: lɛmər (Rosmeer) snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)] III-2-1
lende lende: linne (Rosmeer), pijn een de lene (Rosmeer), pijn in m`n linne (Rosmeer) ik heb pijn in de lendenen (in de rug) [ZND 30 (1939)] || lendenen [ZND 01 (1922)] III-1-1
lente, voorjaar lente: lente (Rosmeer), lēnte (Rosmeer), vroegjaar: vrigjaur (Rosmeer) lente [ZND 30 (1939)] III-4-4
lepe, doortrapte kerel doortrapte kerel: dwêûrtrapte keirel (Rosmeer) doortrapte kerel [ZND 30 (1939)] III-1-4
lepel lepel: li̯eͅpəl (Rosmeer) lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)] III-2-1
lepelrek lepelrekje: li̯eͅpəlreͅkskə (Rosmeer) rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)] III-2-1
leren leren: de hëps hêjje ⁄t mëeste geljot en de bës braaf gewês de môs vrigger jŭwwes gwen es ⁄t ānder (Rosmeer) Gij hebt vandaag het meeste geleerd en ge zijt braaf geweest, gij moogt vroeger naar huis gaan als de andere. Gij: deze ganse zin staat in de tweede pers. enkelv. [ZND 04 (1924)] III-3-1