20205 |
man |
man:
de mān ës āt (Q093p Rosmeer),
do lep new dè maan, dè zen dochter (of: wè zen dochter) zik gewes es (Q093p Rosmeer),
dê mān (Q093p Rosmeer)
|
Daar loopt nu die man, die zn dochter (of: wiens dochter) ziek is geweest [ZND 44 (1946)] || die man [ZND 01 (1922)] || Man. Die man is oud. [ZND 05 (1924)]
III-3-1
|
18422 |
manchet |
manchet:
məšet (Q093p Rosmeer)
|
manchet, vaste mouwboord van een overhemd [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18700 |
manchetknoop |
manchetknoopje:
məšetknepkə (Q093p Rosmeer)
|
manchetknoopjes [N 23 (1964)]
III-1-3
|
26825 |
mand |
kerb:
kɛrǝp (Q093p Rosmeer),
mand:
mønt (Q093p Rosmeer),
mānt (Q093p Rosmeer)
|
De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.]
II-12
|
17984 |
mankeren |
mankeren:
mankëere (Q093p Rosmeer)
|
mankeren [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
34449 |
mannelijk jong van de geit |
geitenbokje:
gētǝbǫkskǝ (Q093p Rosmeer)
|
[N 19, 71b; N 19, 71a; N 77, 76; A 9, 21]
I-12
|
34051 |
mannelijk kalf |
duurtje:
dirkǝ (Q093p Rosmeer)
|
[N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.]
I-11
|
34476 |
mannelijk kuiken |
haantje:
hęnkǝ (Q093p Rosmeer)
|
[N 19, 41b; L A2, 507]
I-12
|
34393 |
mannelijk schaap |
bok:
bok (Q093p Rosmeer),
weer:
wēǝr (Q093p Rosmeer)
|
Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.]
I-12
|
21918 |
mannelijke duif |
duifhoorn:
düfjon, düfwon (Q093p Rosmeer)
|
Mannetjesduif. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|