26400 |
naaf |
dom:
dǫm (Q093p Rosmeer)
|
De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.]
I-13
|
31581 |
naafbus |
naafbus:
nǫf˱bys (Q093p Rosmeer)
|
De metalen bus in de naaf van het karwiel die om het uiteinde van de karas draait. Het plaatsen van de naafbus in de dom werd in Q 113 bussen (b0sd) genoemd. Dit werk werd doorgaans door de wagen- of radmaker gedaan. Zie ook afb. 214-215. [N G, 43b; N 17, 59; JG 1a; JG 1b; L 39, 22; monogr.]
II-11
|
28708 |
naaien |
lappen:
lapǝ (Q093p Rosmeer)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
34013 |
naar links |
haar:
hār (Q093p Rosmeer)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|
24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
naachtegoal (Q093p Rosmeer),
nāchtegôl (Q093p Rosmeer)
|
nachtegaal [ZND 05 (1924)]
III-4-1
|
18609 |
nachthemd |
slaaphemd:
sloͅphømə (Q093p Rosmeer)
|
nachthemd [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18608 |
nachtjapon |
slaapkleed:
sloͅpkleͅt (Q093p Rosmeer)
|
nachtjapon [nachtpon, bedjak, nachtjak, jak] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18607 |
nachtkleren |
slaapkleren:
sloͅpkleͅjər (Q093p Rosmeer)
|
nachtkleding in het algemeen [t naachtdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
17842 |
nachtmerrie |
maar:
môr (Q093p Rosmeer)
|
Nachtmerrie; hoe vertaalt gij, fr. jai eu le cauchemar? [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
34179 |
nageboorte van de koe |
bed:
bęt (Q093p Rosmeer)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|