| 22344 |
slee |
ijsstoel:
nen eestuul (Q093p Rosmeer)
|
Een slede (waarmee de kinderen op het ijs rijden). [ZND 31 (1939)]
III-3-2
|
| 34601 |
slekken |
bomenringen:
bęmreŋǝ (Q093p Rosmeer)
|
Metalen plaatjes of kapjes waarmee men de uiteinden van de berries tegen slijtage beschermt of waarmee men beschadigde berries verstevigt. [N 17, 29 + 99; N G, 59c; JG 1d]
I-13
|
| 24535 |
sleutelbloem |
kerksleutel:
kerksleutel (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer)
|
sleutelbloem (tekening, beschrijving vh uiterlijk) [Lk 03 (1953)] || sleutelbloem, kweekplant (primula) [Lk 03 (1953)]
III-4-3
|
| 19801 |
sleutelbos |
bos sleutels:
bos snètels (Q093p Rosmeer)
|
Een bos sleutels. Wil u de dialectische benamingen van de volgende voorwerpen opgeven: een bos sleutels [ZND 45 (1946)]
III-2-1
|
| 31588 |
slijkvanger |
sladderplaat:
sladǝrplojt (Q093p Rosmeer)
|
Metalen plaat boven de as, tussen het asblok en de binnenzijde van de naaf, die dient als bescherming tegen van het karwiel afvallende modder. [N 17, 68; NG, 50e]
II-11
|
| 34180 |
slijm bij de nageboorte |
slijm:
slē̜m (Q093p Rosmeer)
|
Kleverige slijm bij de nageboorte. [N 3A, 57b]
I-11
|
| 34163 |
slijmblaas |
slijm:
slēm (Q093p Rosmeer)
|
Gelei-achtige afscheiding uit de schede vóór het kalven. [N 3A, 37]
I-11
|
| 34178 |
slijmkoek |
milt:
mē̜lt (Q093p Rosmeer)
|
Koekje dat het kalf bij de geboorte in de bek heeft. [N 3A, 56]
I-11
|
| 32901 |
slijpbus, hoorn |
bus:
bø̜s (Q093p Rosmeer),
slijppot:
slē̜.pǫt (Q093p Rosmeer)
|
Om goed te kunnen scherpen moet de wetsteen vochtig zijn. Daartoe droeg de maaier de wetsteen in een bakje of busje met water aan zijn riem of broekband. Soms werd hiertoe een stevige koehoorn gebruikt, waaraan een haakje was bevestigd. Soms ook plaatste men de bus of de hoorn met de punt in de grond. Waar het gebruik van de houten strekel en van de wetsteen niet (meer) onderscheiden is, wordt de slijpbus of hoorn (met vloeistof) die bij de wetsteen hoort, wel verward met het zandblok of de klomp (met zavel) die bij de strekel hoort. In de Belgische Kempen en in West-Haspengouw komt de slijpbus niet voor. Zie afbeelding 9, nummer 5. Zie ook het volgende lemma voor de inhoud van de slijpbus. [N 18, 81; JG 1a, 1b, 2c; A 23, 16II; monogr.]
I-3
|
| 18228 |
slip |
slip:
høməslip (Q093p Rosmeer)
|
hemdslip, pand van een hemd [slup, slipruiter, geer, vaan, lesj, hemsjlup] [N 25 (1964)]
III-1-3
|