18091 |
spatader |
spatader:
spôetôejer (Q093p Rosmeer)
|
spatader (uitpuilende ader aan been, Fr. varice) [ZND 07 (1924)]
III-1-2
|
17782 |
speeksel |
spij:
spêj (Q093p Rosmeer)
|
speeksel [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
20630 |
spek |
spek:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
spāēr (Q093p Rosmeer),
spek (Q093p Rosmeer)
|
spek [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
18390 |
speld |
spang:
spaŋ (Q093p Rosmeer)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
28970 |
spelden |
vastspangen:
vasspanǝ (Q093p Rosmeer)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
28884 |
speldenkussen |
naaldjeskussentje:
nɛltjǝskɛskǝ (Q093p Rosmeer)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
ich spëel, ⁄r spëelt, v⁄r spjëlle (Q093p Rosmeer)
|
Ik speel, hij speelt, wij spelen. [ZND 07 (1924)]
III-3-2
|
24247 |
sperwer |
sperwer:
spelmer (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer)
|
sperwer
III-4-1
|
26360 |
spie |
spie/spij:
spi(i̯) (Q093p Rosmeer)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|
21373 |
spijbelen |
hagenschool gaan:
hageschool gaan (Q093p Rosmeer)
|
Hoe noemt men het heimelijk, zonder medeweten van de ouders, wegblijven van school? [Lk 03 (1953)]
III-3-1
|