20654 |
witte kool |
wit moes:
wit moes (Q093p Rosmeer)
|
[Lk 05 (1953)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
akkermannetje:
akkermendje (Q093p Rosmeer),
akkermenneke (Q093p Rosmeer),
akkermensje (Q093p Rosmeer),
kwikkelstaartje:
kwikəstetje (Q093p Rosmeer),
kwikstaart:
kwikstat (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer),
kwikstaartje:
kwikstetche (Q093p Rosmeer),
kwikstetje (Q093p Rosmeer),
slingerstaart:
slingerstat (Q093p Rosmeer)
|
grauwe kwikstaart || kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart (witte) || kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)]
III-4-1
|
34195 |
witte vloed |
vloed:
vlyt (Q093p Rosmeer)
|
Baarmoederontsteking. Een voortdurende uitvloeiing van etter uit de schaam. Zie ook het lemma ''baarmoederontsteking'', ''witte vloed'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 28; A 48A, 42; N 3A, 99]
I-11
|
18867 |
woede |
gift:
gif (Q093p Rosmeer)
|
gift (woede) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18614 |
wollen muts (kinderen) |
muts:
meͅts (Q093p Rosmeer)
|
muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18132 |
wonde |
wonde:
dei wónd zal ettərə (Q093p Rosmeer),
won (Q093p Rosmeer, ...
Q093p Rosmeer)
|
Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] || wonde [ZND 45 (1946)]
III-1-2
|
34202 |
wormbulten |
maaienknopen:
mǫi̯ǝknyp (Q093p Rosmeer)
|
In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk geïnfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.]
I-11
|
21014 |
wormstekig |
gestoken:
gestoken (Q093p Rosmeer)
|
wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)]
III-2-3
|
20853 |
worst |
worst:
vjos (Q093p Rosmeer)
|
worst [ZND 04 (1924)]
III-2-3
|
17679 |
wreef |
op de voet:
op de vuut (Q093p Rosmeer),
wijde voet:
weij vuut (Q093p Rosmeer),
wreef:
vrè:f (Q093p Rosmeer)
|
de wreef (het gedeelte waar het voorste van het been in de voet overgaat) [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|